door Klaas E. Meijer
Je kunt niet voor jezelf kiezen
Gisteravond was ik in gesprek met een jonge, in Spinoza geïnteresseerde vriend die zei ‘Ik kies tegenwoordig voor mezelf’. Tja, volgens Spinoza kan dat niet: er is geen zelf, er is geen (vrije) keuze en je bent volledig afhankelijk van de ‘hoogste macht’.
De mythe van het zelf
Er is volgens Spinoza niet een ‘zelf’, een zelfstandig bestaand ego, dat voor de mens de maat der dingen is. In stelling 10 van deel twee van de Ethica vat hij dat in de vertaling van Willem Meijer als volgt samen: ‘Een zelfstandig bestaan is niet het werkelijke wezen van de mens.’ De mens, inclusief zijn gedrag en elke gedachte, is dus niet iets dat op zichzelf staat, maar een wetmatig noodzakelijke modus: een bestaanswijze van de eeuwige, oneindige, almachtige natuur die Spinoza God noemt.
Wij, ons gedrag, onze gedachten zijn onderdeel van de natuur en een noodzakelijk resultaat van de natuurwetmatigheden, net als een vallende steen. Wat wij ons ‘zelf’ noemen is niets anders dan een tijdelijke combinatie van de stromen des levens die in hun ontmoeting ons lichaam vormen, een amalgaam van miljoenen jaren evolutie, van wat generaties voor ons en om ons heen door werken en denken voortbrachten. Dat alles werkt en denkt in ons. Het gebeurt niet door mij, maar door mij. ‘Jezelf’ is dus een samenvloeien van vele anderen in jou.
Je kunt niet vrij kiezen
Het met ons is, zoals David Hume zei, net als met een kompasnaald die als hij zou kunnen denken, dacht dat hij uit vrije wil naar het noorden wijst. Wij gedragen ons eenvoudig zoals we doen omdat het onze natuur is om ‘naar het noorden te wijzen’. Als we de mythe van het ‘zelf’ vergeten, kunnen we kijken achter de bedoeling van ‘voor jezelf kiezen’, namelijk voor je eigen belang opkomen. Maar dat is volgens Spinoza geen kwestie van kiezen, dat is ‘conatus’, de allesoverheersende drang tot zelfbehoud, drift.
Je kunt dus niet anders dan onweerstaanbaar getrokken worden door je eigen belang. Als wij in die drift belemmerd worden dan zeggen wij dat we wat anders willen. Maar dat is geen vrije wil: wij worden overeenkomstig de natuurwetten gewoon sterker door iets anders getrokken waaraan wij niet anders dan gehoorzamen kunnen.
Zo ook met dat ‘ik kies voor mezelf’. Dan bedoel je eigenlijk: ‘In mijn onweerstaanbare drang om mijn eigenbelang te dienen trek ik nu de conclusie dat de negatieve gevolgen van niet met anderen rekening te houden minder zwaar wegen dan er wel aandacht aan te besteden.’ Daarmee is meteen duidelijk wat Spinoza met de ‘wil’ bedoelde: dat is niets anders dan het verstand, een afwegen welke van de verschillende handelings-mogelijkheden het meest ‘waar’ is, in overeenstemming met de werkelijkheid, met je ‘conatus’. Dat betekent onvrij kiezen, afwegen wat het meest in je eigen belang, je eigen onontkoombare natuur is. Dat is volgens Spinoza lang niet altijd een bewust afwegen, want het hele lichaam denkt. Overigens is dat onvrije kiezen lastig genoeg. ‘Wahl macht Qual’ zeggen de Duitsers.
De enkeling is een drenkeling
Dat willen, kiezen, of verstandelijk afwegen, zegt Spinoza, kun je op een verstandige manier doen (‘volgens de rede’) of op een onverstandige manier (‘volgens de verbeelding en je hartstochten’). In de ‘Politieke Verhandeling’, de ‘Tractatus Politicus’ werkt hij dat verder uit. ‘Voor jezelf kiezen’ in de betekenis van kiezen voor de (eigen) enkeling (anderen laten barsten) is volgens Spinoza leven volgens de verbeelding, je directe impulsen volgen, in plaats van leven volgens wat de rede voorschrijft als je welbegrepen eigenbelang, want de enkeling is een drenkeling.
Alleen is de mens overgeleverd aan de omringende natuur, waarvan elk organisme uit is op de eigen conatus, de eigen drang tot voortbestaan, waarbij de medemens het slimst en dus het meest gevaarlijk is: ‘aangezien een mens in zijn eentje tevergeefs zal proberen zich tegen allen te weren (...) [en omdat] de mensen zich zonder wederzijdse hulp nauwelijks in leven kunnen houden en hun geest kunnen ontwikkelen (heeft de mens geen bestaansrecht) tenzij waar mensen gemeenschappelijke rechten hebben, waar zij tezamen het land dat zij kunnen bewonen en bebouwen voor zich opeisen en waar zij zich kunnen beschermen, alle geweld kunnen weerstaan en op basis van de aan allen gemeenschappelijke opvattingen kunnen leven.’
Kiezen voor ‘jezelf’ als enkeling is dus kiezen voor non-existentie, maar kiezen voor jezelf in de zin van kiezen voor je eigen belang is dus kiezen voor samenwerking met anderen: naastenliefde als hoogste vorm van eigenbelang. Anders gezegd, je bent wat je voor anderen bent, want anders ben je niets. Als je voor anderen wat betekent hebben die anderen belang bij jou en zullen zij wat voor jou willen (moeten) betekenen, wat onontbeerlijk is voor jouw bestaan. Al is het maar dat jij brood bij de bakker koopt, waardoor jij eten hebt en de bakker geld waarmee die zich weer de voorwaarden van het eigen bestaan kan verschaffen.
De sociologie van Spinoza
Maar, zegt Spinoza, samenwerken gaat niet vanzelf, omdat de mens, gedreven door zijn hartstochten - in plaats van het inzicht in die afhankelijkheid van de samenwerking - de neiging heeft zijn directe eigenbelang te volgen ten koste van de gezamenlijke belangen van het samenwerkingsverband. Daarom bestaat het collectief (dus de enkeling) alleen dankzij een ‘hoogste macht’ die gedrag tegengaat dat het (noodzakelijk) collectieve bestaan ondermijnt. Die hoogste macht is niet onafhankelijk van de menigte, maar juist uitdrukking van de macht van de menigte. In die zin maakt de enkeling deel uit van de hoogste macht, maar alleen in die zin, dus als deel van de (politiek, via de hoogste macht georganiseerde) menigte.
Ofwel, zodra de hoogste macht het vertrouwen van de menigte verliest, ontstaat er opstand en is het over met de hoogste macht en daarmee met de collectiviteit in zoverre de hoogste macht ondermijnd is. Dus is de hoogste macht zowel in de monarchie als in de democratie bepaald door de menigte. Er is in het geheel geen dualiteit enkeling / menigte want de enkeling is alleen dankzij de - georganiseerde - gemeenschap. (Het begrip ‘menigte’ / multitude is bij Spinoza dus de grondslag voor elke vorm van samenleving en staat en dus geen normatief begrip, zoals Mezzadra en Raimondi in dit nummer verkondigen).
Er is ook geen dualiteit gemeenschap / hoogste macht, omdat de gemeenschap alleen gemeenschap is bij gratie van de hoogste macht. In die zin bestaat de tegenwoordig veel bediscussieerde tegenstelling samenleving / overheid niet. Dit ‘sociologische’ betoog van Spinoza wordt overigens vaak verkeerd begrepen, omdat het Latijnse woord ‘civitas’ in de Nederlandse vertaling van Klever als ‘Staat’ is vertaald en ‘hoogste macht’ (summa potestas) als overheid. Overeenkomstig de Engelse vertaling (‘commonwealth’) en de Nederlandse van Spinoza’s leermeester Van den Ende (‘gemene best’) wordt het begrip echter beter vertaald als (politiek, in de betekenis samenleving van door machtsverhoudingen georganiseerde) samenleving.
Dat past ook bij Spinoza’s benadering die de wereld wil begrijpen vanuit het gezichtspunt van de eeuwigheid. De staat/overheid zoals wij die kennen is allerminst een eeuwige eigenschap van de mensheid, maar een heel recent verschijnsel van de ongeveer 100.000 jaar oude Homo Sapiens, terwijl samenleving van alle tijden is. Dat is het object van Spinoza’s Politieke Verhandeling en niet de aparte bestuurslaag die wij tegenwoordig ‘politiek’ noemen. Het is in hedendaags taalgebruik meer een sociologie dan een politicologie. Je bent deel, afhankelijk van de ‘hoogste macht’.Omdat de ‘hoogste overheid’ voorwaarde is voor het voortbestaan van de collectiviteit die weer bestaansvoorwaarde is van de enkeling, is die enkeling volgens Spinoza natuurwetmatig geheel afhankelijk van de hoogste macht. Door die afhankelijkheid is het de hoogste macht die bepaalt waar een ieder recht op heeft, waar die over beschikken kan, wat wiens eigendom is, ofwel wat binnen zijn macht ligt, want recht is macht volgens Spinoza.
De vraag is hoe wij ons die hoogste macht moeten voorstellen die uitdrukking is van de macht van de georganiseerde menigte. Spinoza noemt het de macht die de wetten uitvaardigt, de steden verdedigt, enz. In feite zit de hoogste macht overal waar sprake is van georganiseerde samenwerking. In een klassenloze maatschappij is hij gesitueerd in de (meestal oudste) bekwaamste die in de clan is aangewezen om de in eeuwen verworven (samen)levingswijsheid te handhaven, maar ook in de meest ervaren jager van een groepje dat op jacht gaat, of in de wijze oude vrouw die met anderen voedsel aan het verzamelen is en ook in de gebruiken die er toe dienen de verworven levenswijsheid over te dragen en tegelijk te praktiseren.
In de moderne klassenmaatschappij, waar de één rijkdom en overmacht kan verwerven op basis van recht op/macht over de arbeid van anderen, zit de macht die het samenleven bij elkaar houdt o.a. in de bedrijven waar enorme economische macht geconcentreerd is, in de moderne staat en in de verschillende kennis(re)producerende en machtsapparaten die daar deel van uitmaken tot en met de ouders die hun kinderen (voor het voortbestaan) op het rechte spoor houden en de ervaren collega die de nieuwe de weg wijst, kortom, die macht zit overal. Het is deze enorme georganiseerde fysieke en conceptuele macht – die weer deel uitmaakt van de almachtige eeuwige oneindige natuur - onder wiens ‘jurisdictie’ wij volledig staan, die volledig ons gedrag en al onze gedachten beheerst, niet omdat het zo zou behoren, maar omdat de werkelijkheid niet anders is. Of in de huidige globaliserende economie de hoogste macht nog steeds ligt bij de staat valt te betwijfelen.
Volgens Jules de Leeuwe lag bij de Iroquois indianen in Noord Amerika de maatschappelijke macht bij de vrouwen die de leiding hadden over de landbouw en over de sleutels van de voedselvoorraden beschikten. De militaire strijders waren weliswaar mannen, maar omdat zij voor voedsel van de vrouwen afhankelijk waren beschikten zij niet over de ‘hoogste macht’. Naar analogie daarvan valt te betwijfelen of we de ‘hoogste macht’ wel bij de (nationale) staten moeten situeren. Maar dat is weliswaar redeneren in de benadering van Spinoza, maar niet Spinoza zelf: voor hem lag de ‘hoogste macht’ bij de overheid.
Concluderen kunnen we stellen dat kiezen voor jezelf (de enkeling) een mythe is omdat we (of we dat willen of niet) afhankelijk zijn van en bepaald worden door degenen die de ‘hoogste macht’ uitoefenen.
Nawoord: Recht is geen optimum.
‘Kiezen voor jezelf’ (de enkeling) is dus kiezen voor de ondergang en kan ook niet omdat we afhankelijk zijn van de ‘hoogste macht’. Daar zouden we het bij kunnen laten. Maar omdat Spinoza vaak verkeerd wordt gelezen, als ‘totalitair overheidsbeeld’, nog even een kleine aanvulling. Spinoza maakt namelijk een fundamenteel onderscheid tussen de werking van het recht – dat wil zeggen de machtsverhoudingen die inherent zijn aan de samenleving – en het optimaal gebruiken van recht/macht. “Want niet van alles wat rechtens kan gebeuren, beweren wij dat het uitstekend is. Er is immers verschil tussen het rechtens bebouwen van een akker en het optimaal verbouwen van een akker.
(...) Derhalve is er verschil tussen het rechtens regeren of bedienen van de samenleving en het optimaal regeren en het optimaal besturen van een samenleving”, zegt hij in artikel 2 van hoofdstuk 5.
De veelgestelde vraag: kunnen of mogen we volgens Spinoza niet burgerlijk ongehoorzaam zijn? is dus simpel. Natuurlijk kan dat, want uiteindelijk berust de hoogste macht op de macht van de menigte, op ons allen. Maar als eenzame actie is burgerlijke ongehoorzaamheid een riskante onderneming, gezien de grote macht van de hoogste macht. Dan is het kiezen tussen twee kwaden, verzet tegen een overheid die geen optimale overheid is (met alle risico’s van dien op sancties) of je neerleggen bij de nadelen van een suboptimale overheid om het behoud van de samenleving, die zonder hoogste macht nu eenmaal niet functioneert zolang niet allen leven volgens de rede.
Spinoza erkent wel degelijk dat een optimaal ingerichte samenleving anders is dan die van zijn tijd (en de onze). Zo’n samenleving wordt geregeerd door de rede, daar is geen ‘hoogste macht’ nodig omdat ieder zich vrijwillig inzet voor de samenleving die een vrijwel onbeperkte stabiliteit en vrede kent, omdat haar vermogen optimaal wordt gebruikt om het belang van de menigte te dienen. Dit is dus zoiets als het ‘communisme’ in de terminologie van Marx, die daar iets heel anders onder verstond dan het vergane Oost-Europese socialisme. Communisme wil een maatschappij waar de staat is afgestorven omdat de klassen en daarmee de klassentegenstellingen zijn afgestorven: niemand kan zich meer verrijken middels de arbeid van anderen; ‘ieder geeft naar zijn vermogen en krijgt naar zijn behoeften’.
Zover is het nog lang niet volgens Spinoza (en Marx). Tot het zover is, zolang de mensen door hun hartstochten (niet welbegrepen eigenbelang, dus kortetermijnbelang) worden gedreven heb je volgens Spinoza een hoogste autoriteit nodig die het algemeen belang behartigt. Maar ook zij die de hoogste macht uitoefenen worden gedreven door hartstochten, kortzichtig eigen belang. Dus moet je de overheid zo inrichten dat ook die door hartstocht gedreven overheidsfunctionarissen ‘geen kwaad’ kunnen, ofwel van onderaf gecontroleerd worden. Hoe je dat moet inrichten is een ander verhaall.
Een ander verhaal is of je maar ongelukkig moet gaan zitten mopperen omdat de huidige samenleving niet optimaal is ingericht. Volgens Spinoza niet; volgens hem moet je het onvermijdbare accepteren, niet tegen windmolens vechten en leven volgens de deugd omwille van de deugd zelve, dat wil zeggen volgens de rede. Dat betekent werken aan het versterken van je eigen vermogens met name door het verwerven van inzicht, vooral in je volledige bepaaldheid door God, het eeuwige, oneindige in de natuur. Inzicht leert je ook dat menselijke vermogens groter worden in een ander soort samenleving. Het (naar vermogen) daaraan werken geeft blijdschap. Om het met een variant op de Taoïstische uitspraak te zeggen: de weg naar bevrijding is het doel, ook al weten we dat het bereiken daarvan van grote machten buiten ons afhankelijk is. Maar ook dat is een ander verhaal.
De conclusie is dat je niet voor ‘jezelf’ kunt kiezen. Wel kun je kiezen, of beter tot het inzicht komen, dat je baat hebt bij het beter begrijpen van het leven, van de (meer optimale) samenleving en daarnaar handelen. Maar dat is dus geen kiezen, want als je dat weet, echt weet, kun je het gewoon niet laten, die drang tot weten en handelen. Want je weet, voelt dat je er beter, sterker van wordt, dat het blijdschap geeft ondanks de onvermijdelijke tegenslagen. Ik heb het aan den lijve ondervonden. Ik kan het niet laten.
Klaas E. Meijer
Comments (1)
Het is niet perse "De conclusie" Klaas, maar zeker wel jouw conclusie. Het is jouw vrije wil om zo te concluderen.
Grappig. Spinoza ontkende een 'vrije wil' (lees: vrije geest) te hebben. Echter, door zijn standpunten zo stellig te verdedigen 'bewees' hij het tegendeel van zijn stellingen meer dan zijn stellingen. Hij heeft blijkbaar wel de nodige kaders gezet. Kader die nu bijna 400 jaar later nog hun werk doen bij individuele betekeniscreatie. Sommige mensen zijn zich nog niet bewust van de macht van dit soort kaders. Begrijpelijk, ze vormen een onderdeel van het huidige paradigma.
Alles is te meten volgens Spinoza, als we maar genoeg meten! Wat is genoeg? Meet men ooit genoeg? En wanneer er op voorhand mogelijkheden uitgesloten worden, meet men dan sowieso niet te weinig.
"Eenheid verdraagt dualiteit, maar dualiteit geen eenheid."
Uit: Bommetje, een aanslag op je ego".
Door Paul Kortman | 11 september 2006 14:09