Mensen met macht kunnen goed intuïtief en bewust nadenken. Dat is de conclusie van een onderzoek uitgevoerd aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Jan Knol (zie hier en hier) geeft een paar stellingen bij het artikel uit de NRC.
Het onderzoek van Smith, Dijksterhuis en Wigboldus gaat in op de intuïtie, zoals bekend de derde vorm van kennis die Spinoza onderscheidt. De andere twee zijn kennis door de zintuigen en kennis door de rede. Kennis van de eerste soort is de enige oorzaak van onwaarheid, die van de tweede en derde soort noodzakelijk waar.
Mensen met macht kunnen goed intuïtief én bewust nadenken, uit NRC 13 december, door Ellen de Bruin.
Over het algemeen kunnen mensen snelle beslissingen op basis van complexe informatie beter op gevoel nemen, omdat de hoeveelheid informatie dan te groot is om in korte tijd bewust te overzien en af te wegen. Maar bij mensen met een gevoel van macht maakt het niet uit of ze er bewust over nadenken of niet: die nemen in beide gevallen een even goede beslissing. Dat blijkt uit onderzoek van de psychologen Pamela Smith, Ap Dijksterhuis en Daniël Wigboldus van de Radboud Universiteit in Nijmegen (Psychological Science, december, kort rapport via deze link).
De psychologen lieten de helf van de deelnemers aan hun onderzoek vijf minuten lang een verhaal schrijven over een situatie waarin ze zelf macht hadden over iemand anders, en de andere helft over een situatie waarin iemand anders macht had over hen. Zo werden ze in een ‘machtige’ of ‘machteloze’ gemoedstoestand gebracht. Vervolgens moesten de deelnemers onder meer vier auto’s beoordelen. Ze kregen in willekeurige volgorde telkens één eigenschap van een van de auto’s gedurende vier seconden in beeld. Er was één auto bij met 8 positieve en 4 negatieve eigenschappen, één auto met 4 negatieve en 8 positieve, en twee auto’s met evenveel positieve als negatieve eigenschappen – maar doordat de eigenschappen één voor één werden aangeboden, was die verdeling niet gemakkelijk te overzien.
Vervolgens kreeg de helft van de deelnemers de opdracht om vier minuten na te denken over welke auto de beste was. De andere helft werd vier minuten lang afgeleid met een woordzoekpuzzel. Daarna werd iedereen gevraagd wat de beste en wat de slechtste auto was.
De deelnemers die in een machteloze stemming waren gebracht, gaven betere antwoorden als ze nog niet over die vraag na hadden kunnen denken, maar de machtige deelnemers deden het sowieso goed, of ze er nu wel of niet over hadden nagedacht.
JK:E2,S14: De menschelijke geest is geschikt om zeer veel waar te nemen, en des te geschikter naar mate zijn ligchaam op meer wijzen kan aangedaan worden.
Uit eerder onderzoek ("Abstract thinking increases one's sense of power") was al gebleken dat mensen met macht abstracter denken: ze hebben meer overzicht, zien sneller patronen en onderlinge relaties in een hoeveelheid informatie en hebben eerder door wat de essentie is. Volgens de psychologen lijkt intuïtief beslissen daar van nature op.
JK:E5, S25: De hoogste poging van den geest en zijne hoogste deugd is de dingen te begrijpen met de derde soort van kennis.
Comments (1)
De coïncidentie van a) “macht hebben over iemand anders” met b) “intuïtief goede beslissingen nemen” laat zich op verschillende manieren onderzoeken en bekritiseren:
Om te beginnen mogen wij betwijfelen of een aangetoond verband alsdan ook wijst op oorzakelijkheid; en zo ja, in welke richting. Met andere woorden: beschikt men over betere intuïtieve vermogens dankzij de machtiger positie, ofwel over een machtiger positie dankzij de intuïtieve vermogens. Door de keuze voor “een gevoel van macht” als variabele en het constant houden van de waardering voor mogelijke beslissingsuitkomsten, zijn de ontwerpers van dit experiment bij voorbaat uitgegaan van datgene wat men nu juist pretendeerde te willen bewijzen – een in de filosofie bekend en in de wetenschap vaker voorkomend probleem…
Ten tweede mag uiteraard de vraag gesteld worden of a) en b) wel op vergelijkbare wijze kunnen worden opgevat als een competentie van het individu versus een uitingsvorm van een sociale relatie. In elk geval valt niet goed te begrijpen hoe de termen “machtig” en “machteloos” anders kunnen worden opgevat dan als puur theoretische (i.e. in de werkelijkheid ondenkbare) extremen op een ééndimensionaal continuüm. Hoe het ook zij, het gaat bij deze subpopulaties binnen dit universum om slechts qua intensiteit gradueel verschillende variabelen. De consequentie hiervan is dat met geen mogelijkheid kan worden zekergesteld dat de meest machtige onder de machtelozen niet machtiger is dan de minst machtige onder de machtigen...
Hetzelfde zou gezegd kunnen worden over de relatieve kwaliteit van de beslissingen, ware het niet dat hier het probleem al daarin bestaat dat de ‘juistheid’ van het gegeven antwoord wordt afgemeten aan een geprecodeerde maatstaf die tijdens en na het experiment van reflectieve kritiek is uitgesloten. Wat gemeten wordt is dus niet (alleen) de distributie van het vermogen om op basis van intuïtie goede beslissingen te nemen, maar (hoe dan ook) de mate waarin proefpersonen - al dan niet intuïtief - zijn aangesloten op dezelfde normenset als de ontwerpers van het experiment. Met de onderliggende opdracht om hen gelijk te geven...
Dus mogen wij ons uiteindelijk weer met Spinoza (indachtig het vierde deel van zijn Ethica) afvragen wat er eigenlijk zo 'goed' is aan de keuze voor een auto met 'positieve' eigenschappen: “Op grond van dit alles staat dus vast dat wij niets nastreven, willen, verlangen of begeren omdat we van oordeel zijn dat het goed is, maar dat we integendeel daarom van oordeel zijn dat iets goed is, omdat we het nastreven, willen, verlangen en begeren.”
Door Gerard van Reekum | 31 maart 2011 14:39