«« Zelfs Spinoza's voortuintje is opgeofferd
Begin
Red het Spinozahuis »»

Spinozisten haasten zich de eeuw uit

directe link naar dit bericht link naar de reacties rubriek: vereniging

Eind 1998 was het bijna zover. Het gastenboek dat op 24 maart 1899 in het Rijnsburgse Spinozahuisje was gelegd, was bijna vol. Secretaris Theo van der Werf vond het wel komiek en in elk geval toevallig. De Volkskrant berichtte erover.

Spinozisten haasten zich de eeuw uit

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 24 maart 1999 (pagina 15)

Van onze verslaggever Gijs Zandbergen

Secretaris Theo van der Werf van de ruim honderdjarige vereniging Het Spinozahuis vindt het wel komiek en in elk geval toevallig. Nog een enkele bladzijde en exact honderd jaar nadat de 850 leden tellende filosofenvereniging op 24 maart 1899 het Rijnsburgse huisje waar Benedictus de Spinoza van 1661 tot 1663 woonde en werkte, als museum opende, is het gastenboek vol.

Bezoekers die hun naam nog willen plaatsen onder die van Albert Einstein, Frederik van Eeden, Menno ter Braak, Boudewijn Büch, Ed van der Elsken, Leon de Winter, Chaim Potok en twintigduizend anderen moeten opschieten, want de laatste pagina heeft het bestuur voor zichzelf gereserveerd, zoals een eeuw geleden het eerste bestuur dat ook met de eerste pagina heeft gedaan.

Zaterdagnamiddag zal het bestuur - na een lezing in het gemeentehuis van Rijnsburg, uitgesproken door Willem Ottenspeer, over de eerste voorzitter van de vereniging, prof. dr G. Bolland - zich groepsgewijze naar het voormalige arbeidershuisje begeven om aldaar de laatste handtekeningen te plaatsen. Daarna wordt het boek vervangen door een exemplaar, dat weliswaar niet opnieuw een eeuw hoeft mee te gaan, maar een halve toch zeker.

Met het gastenboek ('vreemdelingenlijst' heette het aanvankelijk) is ook de leukste attractie van het museumpje genoemd, want voor het overige valt er in het huisje weinig te zien: een reconstructie van Spinoza's boekerij, een brillenslijperswerkbank, een lessenaar, een vitrine, een kachel en twee zeventiende-eeuwse stoelen.

De huisbewaarster, mevrouw Van Dam, kan de huidige 'stroom' van zeshonderd bezoekers per jaar, onder wie tweehonderd buitenlanders, dan ook moeiteloos aan. Zij laat ze rustig hun gang gaan, en staat zelfs toe dat men op de gerestaureerde stoelen gaat zitten. Ook Van der Werf vindt dat geen probleem. Dat zou het pas worden als het Spinozahuis evenveel bezoekers gaat trekken als het Anne Frank Huis in Amsterdam. Maar daarop rekent hij vooralsnog niet, want het huis is niet zozeer bedoeld als toeristische attractie, alswel een plek om Nederlands belangrijkste filosoof te gedenken.

Over wie Spinoza was, verschijnen wereldwijd elk jaar nog honderden artikelen en boeken. Spinoza was in elk geval geen man van grote woorden en gebaren. Verreweg het meeste van zijn werk, waaronder zijn hoofdwerk Ethica, verscheen eerst na zijn dood.

Menno ter Braak beschreef het al in een beroemd geworden zondagstuk in Het Vaderland van 2 juni 1935, toen hij na een moeizame zwerftocht eindelijk het Spinozahuis temidden van wat koolvelden in een achteraflaantje had gevonden. Ter Braak: 'Iedere zuivere wijze die het individu zoekt, omdat het daarin zijn geluk meent te vinden, eist een bepaald ''klimaat''; zo eist de zuiverheid van leven van de filosoof Spinoza (een zuiverheid die boven twijfel verheven is en zelfs door zijn tegenstanders wordt toegegeven), de stilte en dientengevolgde de afzijdigheid; daarom klemde hij zich aan haar vast, als de noodzakelijke bodem voor zijn wijsbegeerte.'

Ter Braak betaalde een kwartje om toegang tot de stilte van Spinoza te krijgen. Dat was in die tijd een vrij elitair bedrag, waarvoor je betrekkelijk weinig terugkreeg. Het bezoekersaantal van die jaren was dan ook, getuige het gastenboek, een stuk kleiner en de sociale status van de bezoekers was behoorlijk hoog. Tegenwoordig bedraagt de toegang een gulden, wat weer erg weinig is en in elk geval meer in de geest van de sobere Spinoza. Daar staat echter tegenover dat de stilte is verdwenen. Althans, de stilte aan de buitenkant van het huisje. De achtertuin bestaat voor een groot gedeelte niet meer en de voorkant, die tot in de jaren zestig grensde aan een akkertje met groenten en bloemen, staat nu pal aan een toegangsweg naar een nieuwbouwwijk.

Binnen is het museum in de afgelopen honderd jaar echter nauwelijks veranderd. Slechts de lessenaar, die er tot de Tweede Wereldoorlog stond, is zoekgeraakt in Duitsland. Overigens was ook de eerste lessenaar geen origineel exemplaar waaraan Spinoza had gewerkt.

Misschien is het enige originele juist wel aan de buitenkant te vinden. Op de gedenksteen naast de voordeur staat een vers van de zeventiende eeuwse dichter/collegiant Dirck Camphuysen, met wie Spinoza zich verwant voelde. Het vers heeft het geschopt tot wandtegelwijsheid, wat als een compliment kan worden beschouwd:

Ach, waren alle Menschen wijs,

En wilden daarbij wel!

De aard waar haar een Paradijs,

Nu isse meest een Hel.

Voor het overige moet de bezoeker het echter al honderd jaar doen met de hierboven beschreven voorwerpen. Met uitzondering dus straks van het gastenboek. Wie daar nog in wil komen, moet zich haasten. Alleen is haast een eigenschap spinozisten onwaardig.

Copyright: de Volkskrant

Plaats een reactie


Reacties

Aanbevolen

Powered by
Movable Type 4.1