Ook uit 1997 een recensie uit de Volkskrant door Karin Veraart. Ze bespreekt een tentoonstelling in Arti et Amicitiae te Amsterdam, in combinatie met de vertaling van Akkerman van Spinoza's Theologisch-politiek traktaat. Aan het woord komen Wiep van Bunge, Wim Klever, Ronald van Tienhoven en Angela Roothaan.
SPINOZA
de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 6 juni 1997 (pagina 20)
KARIN VERAART
Overdag sleep hij optische glazen, 's avonds boog hij zich over zijn geschriften. Van zijn persoonlijk leven was lange tijd weinig bekend. Maar Spinoza is door de eeuwen heen steeds van invloed geweest, al was dat niet direct waarneembaar. Beeldend kunstenaars laten zich nu weer door de filosoof inspireren. Een karakter zonder vlek of blaam.
BARUCH Despinoza had nog geen geschrift gepubliceerd toen hij, 24 jaar oud, werd aangeklaagd op grond van ketterij. 'Vervloekt', werd hij, getuige een oorkonde uit 1656, 'en verdoemd met alle vloeken die in het boek der Wet zijn neergeschreven'. Despinoza werd uit de synagoge verbannen.
Latere vorsers zijn ervan uitgegaan dat dit een verschrikkelijke klap moet zijn geweest. Baruch was juist een loopbaan als rabbijn toebedacht. De begaafde jongeman had de talmoed bestudeerd, de bijbel, de middeleeuwse joodse filosofen, de middeleeuwse scholastiek en de Grieken, uiteindelijk ook de modernere denkers, Bruno en Descartes. En binnen afzienbare tijd ging hij dicussies met geloofsgenoten aan. Vader Despinoza zag een droom in rook opgaan: zijn zoon werd verstoten.
Sinds die tijd is hij afgeschilderd als 'de wandelende jood', eenzaam temidden van een hem vreemd volk. Zijn voorvaderen, Portugese joden, waren aan het einde van de vijftiende eeuw uit angst voor vervolging hun geboortegrond ontvlucht. In Amsterdam, waar Baruch in 1632 geboren werd, heerste een redelijk tolerant klimaat, waarin de natuurwetenschap opbloeide en de joodse gemeenschap gedijde. De ex-communicatie door een gemeenschap die zijn enige werkelijke vaderland betekende, moest wel een ramp zijn voor de filosoof.
Van zijn persoonlijk leven was lange tijd weinig bekend. Hij leefde teruggetrokken, bescheiden, voor zijn werk. Zijn brieven ondertekende hij vanaf 1661 met Benedictus de Spinoza. Overdag sleep hij optische glazen, veelal 's avonds boog hij zich over zijn geschriften waarvan er slechts enkele tijdens zijn leven konden verschijnen; hij behield zijn onafhankelijke manier van denken, hetgeen hem keer op keer het predikaat van atheïst en godslasteraar opleverde. Enig contact met de buitenwereld had hij wel via een paar vrienden, maar men zag hem toch steeds vooral als de Einzelgänger. Die een leerstoel in Heidelberg afwees uit angst dat het hem zijn onafhankelijkheid en rust zou kosten. De man die in 1660 Amsterdam verliet voor Rijnsburg (zijn woonstede is nu Spinozahuis), Voorburg en uiteindelijk Den Haag. En die 44 jaar oud eenzaam stierf aan longtuberculose.
Dit beeld van Spinoza is aan het veranderen. De filosoof, zijn werk en zijn leven zijn in toenemende mate onderwerp van onderzoek, waarbij met regelmaat nieuwe elementen aan het licht komen. De belangstelling groeit, onder academici en leken, in Nederland en daarbuiten. Spinoza is in.
Spinozisten dragen tal van redenen aan, maar zijn het in elk geval eens over één ding: de huidige, geseculariseerde samenleving, 'op zoek' na het wegvallen van kerk of ideologische kaders, is het relativisme van het postmodernisme beu en vindt vaker soelaas bij Spinoza. Feit is dat er meer wordt gepubliceerd en het werk door nieuwe vertalingen toegankelijker wordt - waarbij het moeilijk is aan te geven welke ontwikkeling welke voedt.
'Staat Spinoza momenteel in het centrum van de belangstelling?', had latinist Fokke Akkerman begin jaren zeventig nog voorzichtig gevraagd. Hij was benaderd door theoloog en Spinoza-specialist Huib Hubbeling voor een vertaling van een briefwisseling van Spinoza. 'Absoluut niet', klonk het antwoord. 'Maar dat komt wel weer. Dat gaat in golven.' Akkerman werd gegrepen door het werk. Vorige maand zag de vertaling van de Tractatus theologico-politicus het licht, de vijfde vertaling sinds Spinoza het werk in 1670 anoniem publiceerde. Het is een toegankelijke tekst, vindt Akkerman.
Spinoza durfde zijn naam niet aan deze Tractatus (TTP, voor de intimi) te verbinden. De Republiek der Verenigde Nederlanden mocht onder raadspensionaris Johan de Witt een van de meest tolerante Europese naties heten, voor Spinoza's revolutionaire opvattingen over de Schrift was hier geen ruimte, evenmin als voor politieke ideeën als vrijheid van uiting en gedachte. Ging de TTP zelfs sommige verlichte vrienden te ver, orthodoxe christenen en joden reageerden woedend op zijn analytische, rationele benadering van het geloof. In een brief bracht hij zelf het verschil tussen zijn beeld en dat van de joods-christelijke traditie onder woorden: 'Mijn stelling is (. . .) dat God de immanente (. . .) en niet de transcendente oorzaak van alle dingen is.' Van een opperkoning die aan het eind der tijden naar de aarde terugkeert om te kijken en te oordelen, de schepper die losstaat van zijn schepping, kan geen sprake zijn.
In zijn Ethica ('naar geometrische methode beschreven') erkent hij één zogenoemde Substantie, allesomvattend ondeelbaar eeuwig en oneindig, waarbuiten niets anders bestaat, die tegelijk god en de natuur is. Uit angst voor repercussies bleef dit werk, zijn beroemdste, tot Spinoza's dood zorgvuldig in een la van zijn schrijftafel. Toen het in 1677 door vrienden werd gepubliceerd, volgde een felle pamflettenstrijd.
En daarna een oorverdovende stilte. Althans, zo werd lange tijd beweerd; pas vorige eeuw zou Spinoza zijn 'herontdekt' door de Duitse idealisten. Ook dat beeld wordt nu enigszins bijgesteld. De golfbeweging waarvan Hubbeling nog sprak, wordt nu eerder een permanente onderstroom genoemd: Spinoza was door de eeuwen heen steeds van invloed, al was dat niet direct waarneembaar. Het Spinozisme ging 'underground', zegt Spinoza-specialist Wim Klever, maar breidde zich onderwijl uit. Je vindt zijn ideeëngoed al terug in de Franse verlichtingsdiscussies, aldus Wiep van Bunge, universitair hoofddocent in Rotterdam. 'Zij het natuurlijk wel een beetje eenzijdig toegesneden op het doel dat zij dienden. Het doet denken aan de manier waarop Adriaan Koerbagh het godsbeeld van Spinoza interpreteerde op cru materialistische wijze'.
Spinoza's godsbegrip heeft door de eeuwen heen steeds mensen van zeer verschillende opvattingen aan zich getrokken, uiteenlopend van hen die opgelucht (Koerbagh) constateerden dat het 'licht van de rede' een ontkenning van god inhield, tot denkers uit de spiritualistische traditie die zich vinden in de intellectuele liefde voor god, van strenge academici tot vrijmetselaars.
'Er zit veel ruimte in zijn teksten', zegt Van Bunge. 'Door de hele geschiedenis heen kun je zien: het werk van Spinoza laat zich op heel verschillende manieren lezen.' Opvallend is dat er geen harde richtingenstrijd is ontstaan. 'Er is geen spinozistische orthodoxie. Wat domineert is de variatie.' En dat is waarschijnlijk een element dat ook nu weer aanspreekt.
'In de eerste plaats', zegt Theun de Vries, die begin jaren zeventig een biografie van Spinoza schreef, 'heeft Spinoza's aantrekkingskracht te maken met zijn persoon. Het is een karakter zonder vlek of blaam, zuiver, toegewijd aan zijn filosofie; hij ontwikkelde een levensles, om de mensheid een redelijker en verstandiger toekomst te bieden. In een tijd waarin goeroes, messiassen, verlossers en sekten elkaar verdringen, stelt Spinoza hier een rationele, maar menselijke manier van denken tegenover en daar is behoefte aan. Hij was bescheiden, stelde zich op de achtergrond op, voorbeeldig. Hij was verdraagzaam, hoorde niet tot de polemisten, had een hekel aan de pamfletten van de synodes, aan hel en verdoemenis predikende predikanten.'
In vroeger dagen, zegt hij, had de Vereniging het Spinozahuis wel iets van een kleine sekte, maar inmiddels is ze uitgegroeid tot een volwassen club met meer dan achthonderd leden. Ze viert haar honderdste verjaardag met onder meer een Spinoza-manifestatie, in samenwerking met de kunstsociëteit Arti et Amicitiae en het Amsterdams Fonds voor de Kunst. Een van de uitgangspunten was dat er een relatie gelegd zou worden tussen de beeldende kunst en Spinoza's filosofie, waartoe beeldende kunstenaars werden uitgenodigd zich te laten inspireren door Spinoza.
De Vries en meerderen met hem halen hun schouders op. De invloed van de filosoof op dit terrein wordt 'flinterdun' genoemd, 'nihil'. De Vries: 'Hij groeide bij wijze van spreken op met Rembrandt, maar had nog geen schilderijtje aan de muur hangen.' Klever wil zo ver niet gaan: 'We weten dat hij een schetsboek had, misschien krabbelde hij wel eens wat.' De aan het project verbonden kunsthistorica Muriel Rive achteraf: 'Gebleken is dat Spinoza's filosofie geen letterlijke vertaling heeft gekregen in de beeldende kunst.'
Ronald van Tienhoven, deelnemend kunstenaar, stuitte op een definitie in de Ethica en las hierin de basis van de staat. Hij liet zich inspireren. 'Ik was gefascineerd door het idee van de afzonderlijke componenten die gezamenlijk een geheel vormen.' In zijn werk laat hij dit tot uitdrukking komen via de insectenwereld, zodat het zaterdag in Arti gonst van de bijen.
Angela Roothaan wijst op de spanningsverhouding bij Spinoza tussen individu en geheel die eind jaren zestig weer actueel werd. 'De sociaal-politieke kant van Spinoza kreeg meer aandacht.' Roothaan richtte zich in haar proefschrift over de TTP - getiteld Vroomheid, Vrede en Vrijheid - op Spinoza's 'nu weer actuele' ideeën over de vrijheid van het individu en een sterke samenleving. 'Spinoza wees op het noodzakelijk evenwicht tussen vroomheid, vrede en vrijheid, waarbij vroomheid moet worden geïnterpreteerd in de zin van spirituele betrokkenheid bij en verbondenheid met de leden van die samenleving.'
Roothaan noemt Spinoza een inspirerend en onafhankelijk denker die in zijn hele werk een middenweg weet te bewandelen en toch altijd enige afstand van zijn onderwerpen weet te bewaren. Hij is dan ook de man die in zijn Verhandeling over de verbetering van het verstand (dat pas in de 18de eeuw werd ontdekt), besloot zich niet langer door driften en hartstochten te laten leiden, omdat dit slechts verwarde en inadequate kennis en bij gevolg geen geluk zou opleveren.
Wat is er over van het beeld van Spinoza als de immer serieuze, in zichzelf gekeerde wandelaar?
Dat wordt ook stukje bij beetje ingekleurd, zegt Klever, die in het recent uitgekomen Mannen rond Spinoza de omgeving van de filosoof beschreef. Bekend was de anekdote, door Leibniz verspreid, die verhaalde van hoe in een tijd van politieke troebelen een withete Spinoza vast van plan was een plakkaat met de tekst Ultimi Barbarorum op te hangen - op de plaats waar dezelfde avond Johan de Witt zou worden vermoord. Zijn plan werd verijdeld door zijn huisheer die hem in zijn kamer opsloot en hem hiermee vermoedelijk het leven redde.
'Maar we weten nu ook', aldus Klever, 'dat hij wel eens afdaalde naar de woonkamer van zijn huisheer, en dan dronk hij heus wel eens een biertje, rookte een pijpje. Een lijst met bierbestellingen getuigt er ook van dat hij best wat lustte. En hij hield van goed eten, er is opgetekend dat Spinoza heel vrolijk in een geanimeerd dinergezelschap werd aangetroffen.'
'Ach, dat geïsoleerde beeld is achterhaald, zeker ontmoette die man regelmatig mensen, had hij vrienden', aldus Van Bunge. 'Maar het was natuurlijk hard werken, overdag als handwerksman, 's avonds aan zijn geschriften. En een Ethica schrijf je niet in de kroeg'.
De Steen Vliegt - Beeldende Verkenningen geïnspireerd door Spinoza. Tentoonstelling in Arti et Amicitiae, Amsterdam, 7 juni t/m 6 juli.
Benedictus de Spinoza: Theologisch-politiek traktaat. Uit het Latijn vertaald, ingeleid en van verklarende aantekeningen voorzien door F. Akkerman. Wereldbibliotheek, ƒ 80,-.
Copyright: de Volkskrant