Venijnig, zo laat Wim Klevers laatste boek zich omschrijven. In “Met oude Grieken, Van den Enden en Spinoza naar echte directe democratie” geeft hij concrete en precieze voorstellen voor de ontwikkeling van een politiek bestel, dat de problemen van het huidige op kan lossen. Een recensie, of eerder: samenvatting.
Titel: "Met oude Grieken, Van den Enden en Spinoza naar echte directe democratie"
IBAN NL 08 PSTB 0000 170605 BIC PSTBNL 21
Prijs € 20,00 (excl. portokosten)
Bestellingen via e-mail "klever@casema.nl"
In 2003 werd een referendum gehouden over de Europese Grondwet. De Nederlanders keurden het voorstel af. Datzelfde jaar bracht Klever zijn “Democratische Vernieuwing in Nederland en de Europese Unie, op historische en filosofische grondslag” uit. In dat door uitgeverij Vrijstad gepubliceerde schrift werden voorstellen gedaan voor een fundamentele vernieuwing van de democratie. Ook die van Europa.
Gelijktijdig met de hernieuwde belangstelling voor de Europese Grondwet heeft Klever een herziene en verder uitgewerkte tweede druk van ‘Democratische Vernieuwing’ uitgebracht. Dit maal onder de titel “Met oude Grieken, Van den Enden en Spinoza naar echte directe democratie”.
In de inleiding (p3) maakt Klever zijn motivatie voor het schrijven van dit boek duidelijk. „Ooit bestond er in Nederland echte democratie”, luidt de openingszin. Het was tweeduizend jaar geleden, in de democratie van onze voorouders, waarin „ministers over kleine zaken beraadslagen en beslissen, over de grotere en meer belangrijke zaken beraadslagen en beslissen allen, met dien verstande evenwel dat al die zaken waarover het volk het laatste woord heeft, ook door de ministers worden behandeld.” Klever verwijst daarmee naar Tacitus, die het democratische bestel van zijn tijd in paragraaf 11 van zijn boek “Germania” (latijn, engels) beschreef. Klever haakt er graag op in.
1 & 2
Het boek is geschreven „vanuit bewondering voor het politieke vernuft” van Van den Enden en van Spinoza. Het bevat als eerste een beschouwing van de vormen van democratie in de oudheid (p13). Daarna (p24) een behandeling van Van den Endens “Vrije Politieke Stellingen” (in hertaalde en toegelichte vorm). Dat schrift is door Van den Enden anoniem uitgebracht. In 1990 was Klever de eerste die het aan Van den Enden toeschreef. Van den Enden schreef daarvoor het Kort Verhael Van Nieuw Nederlants. In beide schriften wordt de politiek behandeld.
Van den Enden is duidelijk. Zo lezen we op pagina 88 „Het is een zaak van het aller grootste gewicht om nooit het minste vertrouwen te schenken aan burgers die in macht en vermogen boven anderen uitsteken.” en iets verder „Het gevaar van tirannie kan niet beter worden verhinderd of afgeweerd dan door het ontzag dat vrije en bewapende burgers afdwingen.” Dat in onze huidige democratie enkel een klein groepje overheidsdienaren wapens draagt en de anderen bij wet het dragen van wapens verboden is .. het zou Van den Enden een gruwel zijn geweest!
3
Het derde hoofdstuk (p97) gaat in op Spinozas politieke filosofie: volgens Klever een op democratische grondslag gebaseerd nationaal-socialisme. Het hoofdstuk is voor Klever van belang omdat Spinoza een verdediger is van directe democratie, een vorm die later in hoofdstuk 5 uitgebreid wordt behandeld. Maar dat is niet het enige.
Klever begint met de “Tractatus Theologico Politicus”, in de vertaling van Fokke Akkerman. Daaruit behandelt hij een curieuze passage, waarbij Klevers punt er kort gezegd op neerkomt dat Akkerman Spinoza daar veel christelijker neerzet dan de originele latijnse tekst laat lezen. Daarover schreef Klever al eerder in “Spinoza’s concept of Christian Piety: defense of a Text Correction by Bruder in the TTP”. Het verschil is evident: in plaats van over “onvoorwaardelijke naastenliefde” (Akkerman) schrijft Spinoza volgens Klever veel meer over “burgerplicht”, over de plicht om gedienstig te zijn aan de wetten van de overheid. De naastenliefde van de burger is begrensd en dus niet onvoorwaardelijk! Klever geeft het voorbeeld van ontwikkelingshulp: als uiting van naastenliefde kan deze alleen worden gegeven vanuit een nationalistisch standpunt. Typisch genoeg laat onderzoek naar ontwikkelingshulp op deze wereld al sinds tientallen jaren zien dat er grotere geldstromen naar de ontwikkelde landen gaan dan naar de ontwikkelingsgebieden. Wat dat betreft leven wij zeker in een Spinozistische wereld!
Klever ziet Spinoza als een echte nationalist. En dat nationalisme wordt verbonden met socialisme. Het nationalisme is een politieke onderneming, en in die onderneming is „zorg en inzet voor alle makkers (socii) een wezenlijk component van gezond, dat wil zeggen democratisch, nationalisme.” Het één impliceert het ander. (p110)
4
Verder naar hoofdstuk 4 (p123), waar een “Reconstructie van Spinoza’s democratische model” wordt gegeven. Zo een reconstructie is nodig omdat Spinoza het hoofdstuk over democratie in zijn Tractatus Politicus (TP) nooit heeft afgerond. Klever verdedigt het standpunt van Spinoza dat een democratie geen volledige vertegenwoordiging is van het volk in zijn totaliteit. Niet ieder lid van een volk kan worden aangemerkt als burger. „Men is of wordt burger door aan bepaalde wettelijke vereisten te voldoen.” Men dient bijvoorbeeld geboren te zijn in het land en een bijdrage te hebben geleverd aan de publieke zaak. Verder is economische zelfstandigheid van belang.
De definitie van het burgerschap - en daarmee van het stemrecht, werd door Klever ook al in 1995, in zijn “Een nieuwe Spinoza in veertig facetten” geëtaleerd (p129). Daar gebruikt Klever de definitie van een staat als „'verzamelde macht', dat wil zeggen: bundeling van enkelingen die althans enige macht hebben.” Deze burgers zijn in staat te kunnen voorzien in hun eigen levensonderhoud en in dat van hun gezin. Dit betekent dat burgers die hier niet in bijdragen ook geen stemrecht hebben.
Klever slaat de brug van Spinoza naar onze huidige democratie, die door Klever wordt aangeduid als partitocracía. Hij doet dat met een fragment uit de TP waarin Spinoza reageert op een democratie waarin niet de besten, maar degenen die door de fortuin rijk zijn geworden tot het bestuur worden bestemd. Want wie zijn volgens díe regenten altijd de besten? Dat zijn natuurlijk hun bloedverwanten, of zij die door vriendschapsbanden met hen zijn verbonden. Ook het huidige Nederland heeft veel weg van die door Spinoza verfoeide oligarchie, zoals wel blijkt uit het feit dat de weg naar een ministerspost loopt via de burelen van Shell of de partij.
Het vervolg van dit hoofdstuk gebruikt Klever om Spinozas democratische model verder te ontdekken. Daarbij beroept hij zich veelvuldig op fragmenten uit de TP. Hij beschrijft een volksvertegenwoordiging die hij Raad noemt. Onder meer de grootte van de Raad, in vergelijking met onze Eerste en Tweede Kamer, is opvallend. Waar onze politici nog wel eens pleiten voor het verkleinen van deze kamers, beargumenteert Spinoza waarom die Raad groot moet zijn én een doorsnede van de gehele bevolking. Alleen zo kan voorkomen worden dat wetten worden doorgevoerd die slechts nuttig zijn voor enkelen en wat vervolgens ten koste gaat van het algemeen belang. In Europa staat ons het onderzoek naar de Europese landbouwsubsidies nog helder voor de geest: vooral de Europese adel, de grootgrondbezitters en de hofleveranciers van politieke vertegenwoordigers spinnen er garen bij.
„Met de menselijke natuur is het namelijk zodanig gesteld, dat iedereen zijn persoonlijke voordeel met de grootste toeleg nastreeft, en die wetten het meest billijk acht, die noodzakelijk zijn voor het behoud en de vermeedering van zijn eigen bezit” schrijft Spinoza dan ook.
5
In het vijfde en afsluitende hoofdstuk (p158) geeft Klever dan uiteindelijk zijn voorstellen ter vernieuwing van onze democratie. Hier wordt vrijwel direct duidelijk waar het grootste probleem volgens Klever ligt. Het algemeen kiesrecht heeft in feite het volk zijn stem ontnomen. De democratie moet dus op de schop. Dankzij nieuwe technologie is het mogelijk om terug te keren naar een millennia oude democratie. Die van de directe vertegenwoordiging. Zij moet worden vormgegeven door een virtuele volksvergadering door middel van informatie- en communicatietechnologie. Via die vergadering kan eenvoudig over veel zaken van gewicht worden meegepraat en meebeslist. Daardoor hoeft geen beroep meer te worden gedaan op „anderen die onze stem gebruiken en misbruiken.”
De verdere invulling van het idee is simpel en eenvoudig: voorstellen worden gepubliceerd; alleen belasting betalende burgers hebben stemrecht; aan stemmen wordt stemplicht toegekend, in overeenstemming met de overtuiging dat het universele en onvervreemdbare stemrecht mensen tot trotse burgers zal maken. De stem wordt gekoppeld aan de identiteit van de stemmer.
In deze tweede druk heeft Klever het stemgewicht laten vallen. Stemgewicht, of zoals het in Europa werd gebruikt, het census-kiesrecht, betekent dat er meer gewicht wordt toegekend aan de stem van hen die een veelvoud aan belasting betalen, in verhouding tot hen die met het laagste tarief worden aangeslagen (p166). De belangrijkste motivatie voor het laten vallen van dit punt vinden we in de onmogelijkheid om welzijn volledig in geld uit te drukken. Er zijn er velen die zorgdragen voor het welzijn van het land, zonder dat daar economisch (significante) cijfers tegenover kunnen staan. Daarmee schaart Klever zich achter de breed gedragen opvatting dat het marktdenken dat de huidige politiek beheerst niet zorgt voor welzijn van het volk, maar slechts voor dat van de enkeling.
De Nationale Raad wordt niet gevuld met beroepspolitici die voor hun inkomen afhankelijk zijn van hun werk als raadslid, maar middels loting geselecteerd uit de groep stemgerechtigde burgers met een minimumleeftijd van 35. Door de zittingsperiode van drie jaar, met een jaarlijkse wisseling van 1/3e deel van die raad, wordt het orgaan „verjongd en gereactiveerd.” Men kan maximaal voor drie jaar in de raad zitten. Daarna zal men niet meer ingeloot worden.
Door deze Nationale Raad worden na een vrije kandidatuurstelling de president en twee vice-presidenten benoemd. De president is tevens staatshoofd en het koningshuis wordt afgeschaft. Door dit drietal wordt het kabinet samengesteld. De benoeming van de ministers wordt door de Nationale Raad gefiatteerd. Klever werkt daarna verder in detail uit hoe de machtsverhoudingen in dit nieuwe bestel liggen en wat er met Europa gebeuren moet.
Tot slot
In een interview in Volkskrant van zaterdag 27 januari zegt Bert Bakker, oud D66 kamerlid, het als volgt: „Nederland is een naargeestig landje geworden. .. PvdA leider Bos die vóór de verkiezingen Verdonk niet naar huis durft te sturen, uit angst dat ze met een eigen partij kiezers bij hem weghaalt. Balkenende die op bezoek in Indonesië bloost over het homo-huwelijk. Het is godgeklaagd dat we onze tolerante traditie niet meer verdedigen. …”
Bakker heeft gelijk. Klever heeft gelijk. Het kan zoveel beter met onze democratie. Een belangrijk kenmerk van democratie is dan ook dat het telkens opnieuw wordt gemaakt en zelfs telkens opnieuw wordt uitgevonden! Alleen al daarom is de vernieuwing die Klever presenteert toe te juichen. Want we lezen elke dag opnieuw in de krant dat die hard nodig is.
Titel: "Met oude Grieken, Van den Enden en Spinoza naar echte directe democratie"
IBAN NL 08 PSTB 0000 170605 BIC PSTBNL 21
Prijs € 20,00 (excl. portokosten)
Bestellingen via e-mail "klever@casema.nl"
update: tekstuele verbeteringen doorgevoerd (TM)
Comments (6)
Door Leon | 3 februari 2007 9:41
De democratie ligt onder literair vuur. De ene na de andere schrijver wijdt er een boekwerk aan. Door Willem Breedveld, uit Trouw, een recensie van twee ervan.
Door Leon | 4 februari 2007 20:09
Ik houd van denken en nadenken en daarom een wat aarzelend commentaar op democratie.
Het opleggen van democratie heeft geen zin, zonder democraten geen democratie en die moet groeien. Indonesie is onderweg, maar het leger biedt nog steeds ondersteuning; met het oog op de Islam lijkt mij dat ook wenselijk, en dat is ook in Turkije en Egypte het geval.
Het volk is in veel gevallen nog steeds de kudde en zoveel afstand van het dierenrijk hebben we nog steeds niet genomen.We behoeven dan echt niet alleen te denken aan "hooligans", ook beleggers, politici (een politiek dier), gewone burgers vertonen vaak dit gedrag.
Trotse burgers met veel nationale belangen zijn veelal blind voor de problemen over de grenzen.
Het schijnt mij tevens toe dat het nationalisme van Spinoza een tijdgebonden stellingname is met de definitie van het burgerschap.
Het nationalistisch standpunt is het standpunt van de vergrote kudde (de V.S.) en verschilt niet zoveel van de kleine kudde die de leider blindeling volgt.
Op zeer grote schaal (de E.G., de V.N.) moeten nog steeds de grenzen worden aangegeven waarbinnen de oplossingen/keuzes liggen voor nationale standpunten.
Door Jurjen gerke van der Wal | 12 februari 2007 11:37
@Jurjen: je hebt gelijk waar je zegt dat de stellingnames van Spinoza tijdgebonden zijn. Dank je wel voor je reactie!
Door Leon | 12 februari 2007 22:02
Beroep op artikel 3 Grondwet door Tichelaar is een gotspe
In de parlementaire discussie over het vraagstuk van twee nationaliteiten werd door PvdA-fractievoorzitter Tichelaar ook artikel 3 van onze Grondwet in stelling gebracht. Dat artikel houdt in dat alle Nederlanders op gelijke voet benoembaar zijn in de openbare dienst.
Het enige criterium naast het Nederlanderschap, aldus Tichelaar, is of de betrokkene over de nodige kwaliteiten voor de openbare functie beschikt. Is dat geen gotspe in het licht van de al jarenlang gangbare benoemingspraktijk in onze partijendemocratie die schuilgaat achter het staatsrechtelijke fenomeen van onze parlementaire democratie?
Want dat de toegang tot de belangrijkste publieke functies sinds lang gemonopoliseerd is door de gevestigde partijen, is al ettelijke malen geconstateerd.
Die partijen vormen tezamen een politiek marktverdelingskartel dat alle belangrijke publieke functies in de openbare dienst en in de adviesorganen reserveert voor partijleden; een praktijk die te vergelijken valt met de ‘closed shop’ traditie waarmee de Britse vakbonden hun maatschappelijke positie lange tijd plachten te ondersteunen.
Dit betekent dat de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking, niet lid zijnde van een partij die er toe doet – zo’n 98 à 99 procent – van die publieke functies is uitgesloten.
Een saillant voorbeeld van discriminatie op politieke gronden, ook in dit blad herhaaldelijk onder de aandacht gebracht. Maar deze discriminatoire benoemingspraktijk wordt zonder blikken of blozen voortgezet en een open discussie daarover angstvallig vermeden.
S.W. Couwenberg Rotterdam
Door Leon | 10 maart 2007 9:06
Uit de New York Times komt een aardig overzicht over de redenen achter de omgekeerde wereld van de "ontwikkelingshulp".
Door Leon | 26 maart 2007 9:00