„De paus kan beweren dat God zich van de wereld heeft afgekeerd, maar dat gaat niet, want God is de wereld. Dat heeft Spinoza in zijn `Ethica', nu opnieuw vertaald, haarfijn aangetoond. Het boek sloeg in als een meteoor.” In NRC recenseert Brandt Corstius de Ethica vertaling van Henri Krop en vergelijkt die met de vertaling van Gorter.
Hoe overtuig je iemand met woorden? Ik ken vier manieren:
1. Hard Praten. Dit is de normale overtuigingsvorm in het leger, in de reclame en in de politiek.
2. Dreigen. Dit is de geliefde methode van overtuigen in het gezin en in de kerk. Moeder dreigt dat vader straks pak slaag geeft. Pastoor dreigt dat God je straks in het vuur smijt.
3. Mooie Woorden en Zinnen. Dit heet: literatuur. Ik word graag door literatuur overtuigd. Wel merk ik dat je op één dag overtuigd kan worden door Achterberg en Bloem, of door Céline en Durlacher, terwijl die tweetallen toch heel verschillende dingen zeggen. Multatuli klaagde vaak dat zijn lezers wel riepen: `O, wat mooi!', maar dat ze nooit een daad bij het woord voegden.
4. Strikt logische afleiding uit een paar algemeen erkende grondwaarheden en een paar scherpe definities. Zulk proza is overtuigend maar zeldzaam. Ik geef twee buitenlandse en twee Nederlandse voorbeelden, twee wiskundige en twee politieke voorbeelden. De oudste is de Griek Euclides die 2300 jaar geleden de wiskunde in een rij van strikt bewezen stellingen onderbracht. Tot voor kort was dat de wiskunde die je op school leerde. Nu leer je nog over driehoeken en cirkels, maar het strikt bewijzen wordt vergeten, iets waar het Euclides nu juist om ging. Drie kort geleden overleden volgelingen van Euclides waren: Karel van het Reve met Het geloof der kameraden (1969) over het communisme, Edsger Dijkstra, A discipline of Programming over programmeren (1976) en John Rawls A Theory of Justice (1971) over het organiseren van rechtvaardigheid.
Het verst in het volgen van de euclidische methode ging Spinoza (1632-1677). Hij voltooide zijn Ethica in 1675 maar stelde de uitgave uit. De secretaris van de Britse Royal Society had hem gevraagd het boek niet naar zijn officiële adres te sturen. Bruno was verbrand, Galileo gevangen gezet, Spinoza's vriend Koerbagh in het Amsterdamse rasphuis gezet waar hij na een jaar omkwam.
Toen Spinoza in februari 1677 stierf, gingen al zijn geschriften naar Amsterdam, waar een klein groepje vrienden voor het eind van het jaar zijn Verzamelde Werk uitbracht in het Latijn van Spinoza en in een Nederlandse vertaling. Spionnen uit Rome werden door de dappere uitgever om de tuin geleid. De kerkenraad van Leiden en de protestantse synode veroordeelden het boek en de Nederlandse overheid verbood het. Utrecht gaf nog een boete van honderd gulden. Maar de faam van verdraagzaamheid in de Hollandse zeventiende eeuw is niet helemaal onterecht: het boek werd gekocht en gelezen en het spinozisme verspreidde zich door heel Europa, zoals door Jonathan Israel in Radicale Verlichting (2001) aanstekelijk wordt verteld.
Mijn Ethica is de vertaling die Herman Gorter er in 1895 van gaf - de enige mij bekende vertaling zonder voorwoord of nawoord. Henri Krop heeft er - 87 jaar na de vertaling door Van Suchtelen - nu een nieuwe vertaling van gemaakt met als belangrijk voordeel dat de Latijnse tekst op de linkerpagina's staat afgedrukt. Ons wordt al een tijd een goede Latijnse editie beloofd, maar nu kan iedereen, ook buiten Nederland, de tekst van Spinoza's eigen hand lezen. Er is wel eens kritiek op zijn Latijn en het is waar dat je niet op iedere bladzij Cicero of Seneca herkent, zoals dat bij Erasmus gaat, maar je ontmoet wel de droge, precieze, soms ridicuul-herhalende, stijl van Euclides.
Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste gaat over God, het tweede over de hartstochten van de mens en hoe hij daarmee moet omgaan.
Het deel over God is in Europa ingeslagen als een meteoor ter grootte van de steen in Mekka. Heine schreef in 1852 dat alle Duitse filosofen spinozisten waren. Wel vond hij de wiskundige stijl een nadeel: je moest om de amandel (de inhoud) te proeven eerst de harde dop verwijderen. Die opinie hoor je nog steeds. Ik zou niet weten hoe Spinoza te verbeteren is. Vergeet niet dat wiskunde in de zeventiende eeuw populair was. Alle filosofen (Pascal, Descartes, Leibniz) waren wiskundigen.
Alle filosofen in die tijd zaten met God in hun maag. Ze konden niet openlijk schrijven wat ze van God dachten, want de christelijke repressie was letterlijk dodelijk. De processen tegen de ketters waren voorbij, nu was de beurt aan de atheďsten. De gedragingen van Pascal en Descartes en Spinoza zijn alleen in dat licht te begrijpen.
Wat doet Spinoza in het deel over God? Hij geeft aan God alle prachtige eigenschappen van overal en altijd oneindig en eeuwig zijn. Daaruit leidt Spinoza haarfijn af dat God niets anders is dan de gehele Natuur, alles wat bestaat. Het is enerverend om te zien hoe Spinoza God met rustige slagen in de touwen bokst en hem tenslotte tegen het plafond knock-out slaat, waarna hij hem eerbiedig zijn badjas omslaat. Ondertussen zijn alle platvloerse versieringen waar zestien eeuwen christendom ons mee opgescheept hadden verdwenen: de erfzonde en de verlossing, de engelen en de heiligen, de moedermaagd en de andere wonderen, ze komen niet meer ter sprake. De goddelijke natuurwetten regeren de wereld, elk klagen of bidden is zinloos. Dezelfde redenering treft elk monotheďsme, zodat ook joden en Turken met hun hoofddeksels en spreuken in de kou komen te staan. Schopenhauer merkt op dat de formule `God=De wereld' niets verklaart, maar het is duidelijk dat hij alleen maar afgunstig is het niet zelf zo mooi te hebben verzonnen. Een spinozist is iemand die niet bang hoeft te zijn voor atheďst te worden uitgemaakt. De paus kan beweren dat God zich van de wereld heeft afgekeerd, maar dat gaat niet want hij is de wereld.
Waarom volgt op het theologische deel een ethisch deel, dat het geheel zijn naam geeft? Voorzag Spinoza dat Voltaire zou zeggen: `God bestaat niet, maar laat ons hopen dat het personeel er niet achter komt'? Ik vermoed dat het simpeler is: Descartes had ook over de menselijke hartstochten geschreven, en Spinoza vond dat hij het beter kon, ook in euclidische stijl.
Hij stelt een algebraďsch systeem op voor de menselijke hartstochten, zonder enig moreel oordeel. Niet Goed en Kwaad, maar Blij en Droef zijn de twee richtingen. Zijn Exacte Psychologie is vooral goed in het definiëren van begrippen als Blijdschap (= de overgang van de mens van een kleinere naar een grotere volmaaktheid) en Droefheid (= de overgang van een mens van een grotere naar een kleinere volmaaktheid), Liefde (= de blijdschap die gepaard gaat met de idee van een uitwendige oorzaak), Haat (die definitie kunt u zelf wel geven, maar Spinoza spelt het keurig uit, zoals Euclides ook nooit een verkorting in zijn Grieks doet).
Uit zulke definities en axioma's valt dan bijvoorbeeld te bewijzen: Stelling 33: Wanneer wij een voorwerp dat op ons lijkt, liefhebben, dan proberen wij zoveel mogelijk te bewerkstelligen dat het ons ook liefheeft.
Met `voorwerp dat op ons lijkt' wordt `een ander mens' bedoeld.
Stelling 35: Als iemand zich voorstelt dat een ander zich in eenzelfde of een nauwere vriendschapsband verenigt met het voorwerp van liefde dat hij zelf alleen bezit, zal hij door haat jegens dat voorwerp worden aangedaan en op die ander jaloers worden.
Na het bewijs volgt nog een commentaar waarin onder meer staat: `treedt zeer dikwijls op bij de liefde voor een vrouw'. Je krijgt dan namelijk een afkeer omdat je `gedwongen wordt het beeld van de geliefde persoon te verbinden met de schaamdelen en de afscheiding van een andere man. Daar komt nog bij dat een vrouw een jaloerse minnaar niet met hetzelfde vriendelijke gezicht ontvangt als tevoren. Dit is ook een reden van droefheid, zoals ik zo direct zal aantonen'.
Wat moeten we met deze gevoelens-algebra? Het gaat over abstracte personen, zonder enige individualiteit, die volstrekt rationeel handelen. Echte mensen zijn niet zo. Zij zijn slaven van hun passies. Je moet proberen vrij te worden. Spinoza weet dat de meeste mensen zelden `onder leiding van de rede leven'. Daarom zegt hij na Stelling 54 (Berouw is geen deugd): Als men dan toch verkeerd moet handelen, dan maar met berouw, want: `Een volk zonder angst is angstaanjagend. Daarom dringen profeten aan op berouw'.
Spinoza eindigt zijn Exacte Ethica met toe te geven dat de samenhang niet in een oogopslag is te zien, omdat de volgorde werd bepaald om de stellingen uit elkaar af te kunnen leiden. Daarom geeft hij in 32 zeer korte hoofdstukjes nog eens de hoofdzaken, zoals schoolkinderen nu de feitjes over driehoek en cirkel leren.
De nieuwe vertaling van Krop spreekt mij minder aan dan die van Gorter, maar ik begrijp dat dit een gevolg is van het feit dat Spinoza al vijftig jaar tot mij spreekt in Gorters woorden. Kritische vergelijking geeft evenveel gevallen waar Gorter wint als waar Krop gelijk heeft. Ik geef zes voorbeelden en begin met drie punten waar Gorter scoort.
Gorter vertaalt contingens met `toevallig', Krop met `contingent'. Dat noem ik geen vertalen.
Gorter vertaalt commiseratio met `medelijden' en Krop, op pag. 262, met meegevoel. Maar op pag 413 wordt bij hem commiseratio ineens `medelijden'. In een ander boek kan zoiets, in dit precieze proza kan het niet.
Gewoon fout is een opsomming van mensdefinities: `een wezen dat lacht, tweebenig, zonder veren of redelijk is'. Terecht schreef Gorter `tweevoetig dier zonder veren'. Het gaat hier om een aan Plato toegeschreven definitie: `tweebenig (dus een kip? Nee, want:) zonder veren'. Tussen bipes en sine plumis staat in veel Latijnse edities geen komma. Nu de drie doelpunten van Krop.
Bij de bespreking van het associëren van twee gelijktijdige indrukken schrijft Spinoza dat een Romein bij het horen van het woord pomum onmiddelijk denkt aan een bepaalde vrucht die met de gehoorde geluiden van `po-mum' niets te maken heeft. Zo vertaalde Gorter het. Misschien wist hij niet dat Glazemaker, de vertaler uit 1677, dit aardig vertaalde tot een Nederlander die het woord `ap-pel' hoort. Ik geef Krop gelijk dat hij Glazemaker en de Duitse vertaler Baensch volgt en niet de Engelse of Franse met hun pomum.
Het latijnse meretrix betekent meestal `hoer', en Gorter vertaalde `lichtekooi'. Maar het gaat hier om een vrouw die je met geschenken wil verleiden haar lusten te bevredigen. Dat is ongeveer het tegengestelde van een hoer. Krop vertaalt dan ook terecht `behaagzieke vrouw'. De Engelse en Franse vertalers zeggen `courtisane', de Duitse `Buhlerin'.
Gorter vertaalde acquiscentia met `berusting', maar Krop vertaalt terecht met `zelfvoldaanheid' en brengt de stand op 3-3.
Hoe wordt een mens vrij en kan hij onder de rede leven? Wat zijn de wegen van de vrijheid? Daar moet het slothoofdstuk op antwoorden. Hier gaat Spinoza rechtstreeks tegen Descartes in, die zegt dat lichaam en geest gescheiden zijn. Alles wat Spinoza schrijft is een directe reactie op zijn Franse stads- en tijdgenoot. Het is een dun hoofdstuk dat eindigt met de verzuchting: `Alles wat voortreffelijk is, is echter even moeilijk als zeldzaam'.
Ethica lijkt een tijdloos boek. Maar buiten de definities en stellingen zien we soms een glimp van het denken drie-en-een-halve eeuw geleden, bij voorbeeld over viervoeters, met of zonder veren. Descartes vond dat dieren robotjes waren. Spinoza gunt ze gevoelens, maar hij vindt dat `de wet die het slachten van dieren verbiedt, meer op ijdel bijgeloof of vrouwelijk medelijden stoelt dan op de gezonde rede [...]. Ik ontken niet dat dieren gevoel hebben, maar wel dat het ons niet vrij zou staan hen naar ons goeddunken te gebruiken.'
Ik weet niet om welke slachtwet het gaat, maar ik ben zo vrij het niet met Spinoza eens te zijn, al zou mij dat vrouwelijk maken. Zoals lichaam en geest niet gescheiden zijn, zo zijn mens en konijn niet gescheiden.
In de Ethica is vanzelfsprekend de man de aangesproken persoon en de vrouw hoogstens voorwerp van liefde of afschuw. Spinoza was ook maar een man. Hij wou religie en ethiek logisch behandelen. Niemand heeft het beter gedaan. De religie is opgelost, maar de ethiek blijft even moeilijk als zeldzaam.