«« Referenties in de tekst
Begin
Spinoza's Ethica online - deel 5 gedigitaliseerd »»

De Ethica in vogelvlucht

nieuws
De 'Ethica' is de rijke neerslag van Spinoza's geconcentreerde bezinning op de problemen God, wereld en mens. In een artikel wordt door Kees Koopmans nader ingegaan op het hoofdwerk van Spinoza. De Ethica in een notendop.

In het volgende artikel wordt door Kees Koopmans nader ingegaan op het hoofdwerk van Spinoza. Van de vijf hoofdstukken van de Ethica wordt in hoofdlijnen de inhoud weergegeven.

De 'Ethica' is de rijke neerslag van Spinoza's geconcentreerde bezinning op de problemen God, wereld en mens. Zij loopt over vijf hoofdstukken:

  • Eerste deel: God
  • Tweede deel: De natuur en de oorsprong van de menselijke geest
  • Derde deel: De oorsprong en de aard van de hartstochten
  • Vierde deel: De menselijke slavernij of de macht van de hartstochten
  • Vijfde deel: De macht van het verstand of de menselijke vrijheid
Hij past de geometrische methode toe. De wiskunde alleen verschaft de zuivere kennis over God. Waar is, wat berust op helderheid van inzicht. Spinoza beschouwt alles in het licht van de idee der alleenheid.

Deze eenheid, die onveranderlijk, onvergankelijk, allesomvattend en allesfunderend is, noemt hij God of substantie. God is de in het denken zelf gevonden en door het denken zelf bevestigde vooronderstelling van alle denken en zijn; vandaar dat de fundamentele waarheden over God aan het begin van zijn werk worden uitgesproken.

Eerste deel

In een aan redelijke argumentatie gebonden confessie stelt hij God als uitgangspunt van alle denken over de werkelijkheid, want alleen uit God kan de wereld begrepen worden.

Alle dingen, die wij ons als afzonderlijk bestaande voorstellen, zijn volgens Spinoza wijzigingen of uitdrukkingen, bestaanswijzen of modi van de absolute, eeuwige en oneindige substantie: God. Hier treedt Spinoza's gezichtspunt omtrent de verhouding van God en mens naar voren: zij is logisch en causaal. In het eerste geval wordt de werkelijkheid als een logische conclusie afgeleid uit de premisse (al wat is, is in God en niets kan zonder God zijn of begrepen worden), in het tweede geval treedt de werkelijkheid als 'gewerkt' (natura naturata) op uit de werkende oorzaak (natura naturans).

God is de vrije oorzaak van alle dingen. Niets is toevallig (contingent). God werkt met onverbiddelijke noodzakelijkheid, alles is krachtens de noodzakelijkheid der goddelijke natuur gedetermineerd, of alles vloeit altijd zó met dezelfde noodzakelijkheid uit zijn almacht of goddelijke natuur voort.

Tweede deel

Spinoza behandelt de mens onder het hoofd: 'De geest'. Het theocentrisch gezichtspunt aangaande de mens beheerst deze ethiek: de mens kan slechts vanuit God begrepen worden. De mens bestaat uit lichaam en ziel, modi van de attributen der extensio en cogitatio van een en dezelfde wezenheid. Denkend wordt de ziel zich bewust van haar eeuwige oorsprong waardoor haar geluk en deugd bevestigd zijn.

Voordat de ziel tot deze kennis gekomen is, doorloopt zij een lange weg. De eerste trap van kennis is de verbeelding (imaginatio). Dit wil niet zeggen, dat deze kennis onwaar is. Haar kennis is onvolledig. De imaginatio en de tweede orde van kennis, de ratio, zijn twee kenwijzen, die beide de ene substantie openbaren, enerzijds in de vorm der negatie, beperktheid en eindigheid, anderzijds in de vorm van algemeenheid en noodwendigheid. Dáár heeft het denken het bepaalde, het contingente en het enkele tot inhoud, hier het algemene, wetmatige en universele. Zij is kennis van algemene begrippen of axiomata, verhoudingen en betrekkingen. De hoogste kenvorm is de intuďtio, die van de volkomen heldere voorstelling van het werkelijke wezen van Gods attributen uitgaat om tot de volledige kennis van het wezen der dingen te komen. Kennis der dingen in het licht van de intuďtio acht Spinoza het hoogste streven en de grootste deugd der ziel. Zo is er continuďteit: de verbeelding is de aanvang onzer kennis, de rede geeft ons de samenhang en de filosofie het eeuwig karakter van alles.

Derde deel

De leer der affecten toont hoezeer het Spinoza te doen is om het geluk van de mens. Al wat bestaat openbaart de innerlijke wet van zijn wezen: levensdrang, existentiedrift, zelfhandhaving. Alles strijdt voor zijn bestaan. Er doen zich namelijk in het leven tal van obstakels voor, die het natuurlijke streven naar zelfontplooiing dwarsbomen. Op allerlei wijzen kan de mens door zijn omgeving worden aangedaan, positief of negatief. Bevorderen de omstandigheden onze levensenergie, dan zijn wij verblijd; belemmeren zij haar in haar ontwikkeling, dan gevoelen wij ons bedroefd. Uit deze grondaffecten leidt Spinoza alle andere af.

Denken wij ons de oorzaken van onze blijdschap en droefheid in, dan is daarmee liefde en haat verklaard. De zucht tot zelfhandhaving is de motor van ons handelen en het richtsnoer van ons gedrag.

Vierde deel

Spinoza verstaat onder goed datgene wat het leven bevordert en onder kwaad, dat, waardoor 's mensen verlangen wordt gefrustreerd. Er is niets dat wij begeren, omdat wij het goed oordelen, doch wij noemen integendeel datgene goed, wat wij begeren. Het goede is gegeven met de natuurlijke ontwikkeling naar onze bestemming, de verwerkelijking van onze persoonlijkheid. Goed is wat voor ons van nut is. Door de rede weten wij dat iets nuttig voor ons is.

Vijfde deel

Het laatste boek van de Ethica heet: de macht van het intellect of de menselijke vrijheid. Het menselijk leven evolueert langs de weg der rede tot de vrijheid. Vrijheid toont zich in de macht der rede over de affecten.

Als onze geest alle dingen als noodzakelijk begrijpt zal hij een grotere macht over de aandoeningen hebben en er minder onder lijden.

Het komt erop aan om in elk ding het goede in het oog te houden teneinde altijd door een gevoel van vreugde bij ons handelen te worden geleid. Vreugde is het gevolg van ware kennis. Zij loopt parallel met de liefde tot de vrijheid, die van deze kennis de onmisbare grondslag vormt. De vreugde wordt des te groter, naarmate de mens zichzelf beter begrijpt en dit gebeurt, wanneer hij alle indrukken op de idee van God betrekt: inzicht in het eigen wezen sluit de liefde tot God in zich. Spinoza begon zijn 'Ethica' met een expositie van het Godsbegrip en hij eindigt zijn werk met de mens te wijzen op het hoogste geluk dat de geestelijke liefde tot God brengt.

Kees Koopmans

Post a comment

Reacties

Aanbevolen

Powered by
Movable Type 4.1