«« Gedachtevrijheid versus godsdienstvrijheid
Begin
Toespraak Gehrels »»

In strijd met Spinoza

directe link naar dit bericht link naar de reacties rubriek: lezingen

Op 21 juni j.l. gaf de 4e fellow van de Koninklijke Bibliotheek zijn afsluitende publiekslezing. "In strijd met Spinoza, Het failliet van de Nederlandse Verlichting" is de titel van het door de KB in samenwerking met Bert Bakker uitgegeven boekje dat van de lezing is gemaakt. De fellow, Jonathan Israel, schetst in het boekje een nieuw beeld van de patriotse beweging in Nederland. Hij beargumenteerd dat die beweging de eerste grote democratische verlichtingsbeweging was van Europa en met nadruk gebaseerd op de ideeën van Spinoza. Een samenvatting van zijn boekje waarin de belangrijke rol van het Spinozisme wordt benadrukt.

De verloren eeuw, de 18e. Na de grote triomfen van de gouden eeuw kwam een periode waarin Nederlands glorie en invloed langzaam aan afkalfde. Totdat de democratische gevoelens uit de maatschappij zich een weg zochten in de patriottenbeweging van de jaren 80 van die eeuw.

Spinoza was de eerste grote filosoof die de grondslag legde waarop latere democraten, egalisten, systematische vrijdenkers en voorstanders van een ruime tolerantie voortbouwden. Hij is de belangrijkste figuur van de Vroege Radicale Verlichting.

De patriottenbeweging (1779-1787) - en de revolutionair-democratische beweging - die door de patriottische vluchtelingen in Frankrijk en België werd gevormd (1787-1795), vormt de eerste en enige grote Europese democratische massabeweging die voorafging aan de Franse revolutie. Het is ook de enige achttiende-eeuwse massabeweging die niet alleen democratie eiste maar ook volledige individuele vrijheid van denken, meningsuiting en geweten. Daarmee druiste het nogal in tegen het gedachtegoed van Rousseau, die geen liberaal standpunt huldigde en de representatieve democratie verwierp. (p7)

In de aanloop naar de opkomst van de patriotten gaf de kloof in het Hollandse openbare leven tussen 1776 en 1780 al duidelijk de richting aan van de ideologische polarisering. Er ontstonden twee rivaliserende facties binnen de politiek die beiden naar tegenovergestelde polen van de Verlichting werden gedreven. De conservatieve Oranjegezinden waren georiënteerd op Montesquieu en sterke verdedigers van het kolonialisme. Ze waren overtuigd van de superioriteit van het Britse model. Aan de andere zijde bevonden zich de Nederlandse voorstanders van de Amerikaanse opstand, die steeds meer neigden naar de ideeën van Radicale Verlichting, of bewonderaars van Thomas Paine. Het leidde tot een soort Kulturkampf, een onoplosbare culturele en intellectuele burgeroorlog over filosofie, wetenschap, ethiek en religie. (p14/15)

Spinozistische filosofie, zoals aangehangen door D'Holbach en Diderot, leek intellectueel het meest op een filosofie van volledige democratie, individuele vrijheid en vrijheid van meningsuiting en levenswijze. (p17)

In het begin van de patriotse beweging verwezen de leiders echter voornamelijk naar de Britse variant van de Verlichting. Men deinsde terug voor het idee van democratie als universeel beginsel. De Post van den Neder-Rhijn, een belangrijke patriotse krant, schreef op 7 september 1785 dat haar instelling toch 'even afkeerig van eene volstrekte aristocratie, als van eene volstrekte democratie' bleef. (p19)

Vanaf de opkomst van de patriottenbeweging eind jaren 70 waren er minstens vijf onderscheiden en zeer innovatieve richtingen die het politieke debat van de patriotten overheersten. Als eerste was daar de verheffing van het volk als de primaire bron van legitimiteit in de politiek. Ten tweede was er de opmerkelijke herdefinitie van het begrip 'vrijheid', dat niet alleen vrijheid onder specifieke historische privileges moste betekenen, maar de onvervreemdbare vrijheid van iedereen op basis van gelijkheid. 'Gij kunt niet gezegd worden vrij te zijn, zoo lange gy zelve geen bestuur hebt over uw zelven, over uwe eigendommen, over uw geluk.', zo verklaarde Pieter Vreede. (p20)

Een derde hoofdthema was het beginsel dat iedereen, zowel rooms-katholieken als protestanten, gelijk waren in burgerlijke status en dus 'medebroeders waren.' Het vierde thema had betrekking op de discussie over anti-aristocratie. Door Gerrit Paape werd o.m. in 'De Aristocraat en de Burger' het idee erin gehamerd dat de vrijheid altijd in gevaar is door lugubere aristocraten en geestelijkheid die precies weten hoe zij 'de afhanglyke, de onverschillige de onkundige burger' moeten manipuleren. (p20)

Met het vijfde basisprincipe ondermijnden de patriotten de ware Nederlandse constitutie door hun roep om een universele 'vryheid van dencken, van sprecken, en van drukpers', iets wat nog nooit deel had uitgemaakt van de cultuur van de republiek, tenminste niet in de zin zoals die nu werd gevraagd. (p22)

Voor 1785 waren het vooral de ideeën van de advocaat en later diplomaat en staatsman Rutger Jan Schimmelpenninck [pp] die mede bepalend waren voor een nieuwe politieke theorie die in staat zou zijn algehele revolutionaire constitutionele en institutionele hervormingen te rechtvaardigen en legitimeren. Schimmelpenninck publiceerde in 1784 'Verhandeling over eene wel ingerichte volksregeering', waarin wordt aangevoerd dat een representatieve democratie met regelmatige verkiezingen de beste en meest ordelijke wijze is om democratische beginselen te verspreiden. (p24)

In 1785 wordt het 'Leidse Ontwerp' gepubliceerd, dat in klad door Cérisier werd gemaakt en waaraan ook Schimmelpenninck had meegewerkt. (p28) Deze Cérisier was een republikeins theoreticus van de radicale verlichting, een erudiet Spinozist en een volstrekte democraat. (p29)

De verschillen tussen Orangisten en de patriotse doctrine werden duidelijk. Hoewel beide kampen claimden op zoek te zijn naar vrijheid, tolerantie en republikeinse waarden, verstonden ze daar iets anders onder dan hun tegenstander. Met name de Oranjegezinden vonden niet dat de rede de enige gids was van de mensheid, en wezen op de centrale rol van de traditie, de sociale hiërarchie en het precedent naast geloof en kerkelijk gezag. Zij verwierpen de volkssoevereiniteit, de filosofische democratie, gelijkheid, algehele tolerantie en de allesomvattende individuele vrijheid die de patriotten voorstonden. (p30)

In dezelfde periode nam ook de belezenheid van de bevolking toe. Dat leidde tot een vergaande popularisering van de Newtoniaanse filosofie (zijn fysicotheologie). Daarin wordt het standpunt ingenomen dat de hele bestaande orde door God was voorbestemd. Op universiteiten nam op datzelfde moment de invloed van deze fysicotheologie af. (p34) Dit standpunt van Newton is onverenigbaar met het Spinozisme.

De patriotse professor Van der Marck werd na een eerder ontslag in 1783 aangesteld als hoogleraar in Deventer. Zijn inaugurale rede had als titel ‘Over de liefde tot het vaderland, te bestuuren overeenkomstig met de redelyke en gezellige natuur der menschen, of over den waaren aard van het zogenaamde Patriotismus’. Hij beweerde dat de schepper van de natuur 'volslagen gelijkheid en volmaakte vrijheid voor de mensheid heeft gevestigd en verordend dat hij die deze rechten schendt een afvallige is van Gods wettige samenleving', waarbij hij iedereen opriep deze rechten tegen verdrukkers te verdedigen. (p42)

Spinoza's werken waren al sinds 1678 verboden. De patriotse beweging maakte het echter mogelijk zijn ideeën voorzichtig te herformuleren, en, zonder zijn naam te noemen, te publiceren. Een man die daarin een belangrijke rol speelde was Bernard Nieuhoff (1747-1831). Hij publiceerde in 1799 een boekje genaamd Over Spinozisme. (p47) (Uit Bzzlletin 121, p12: Nieuhoff noemt Spinoza echter wel een metaphisicus dogmaticus en vindt dat diens filosofie op een aantal punten ingerijpend gewijzigd moet worden: méér empirisme, méér theïsme en meer vrijheid, zo luiden zijn verbeteringen.)

De eerder genoemde Paape zei bij zijn terugkeer na de Bataafse revolutie in 1795 dat achteraf beschouwd de nederlaag van 1787 juist zorgde voor de verdere verspreiding van het patriottisme. Paape hing een radicale verlichtingsfilosofie aan en hij beweerde dat er aan de zijde van de Orangisten helemaal geen verlicht volk stond. (p59)

De overwinning van de stadhouder in 1787 was volgens hem te danken aan het gebruik van drie belangrijke wapens, die door werkelijk verlichte geesten niet goedgekeurd zouden worden. Hij noemde als eerste het opzettelijk opstoken van het ongeregelde, onwetende en bijgelovige gepeupel tegen patriotse opponenten, ten tweede grootschalige patronage en omkoping van een groot aantal ambtenaren en ten derde de verachtelijke 'Machiavellistische staatkunde' van opportunistische dienstbaarheid jegens Engeland en Pruisen. Het conservatieve orangisme kon worden afgewezen als iets inherent antifilosofisch en gebaseerd op bekrompen eigenbelang, sociale hiërarchie, erfopvolging, imperialisme, redeloosheid, wreedheid en vooroordeel. (p60)

Hier was een revolutie van de geest die een evolutie markeerde van precedent naar algemeen beginsel als de voornaamste bron van legitimiteit binnen de sociale theorie, de ethiek, de politiek en bij de evaluatie van sociale, juridische en politieke instellingen, en tegelijkertijd een evolutie van een voornamelijk binnenlandse prioriteitenlijst naar een agenda die gebaseerd was op universele, seculiere, egalitaire filosofische beginselen. (p60) 

De graaf van Mirabeau, Honoré Gabriel Riqueti, schreef een belangrijk geschrift over de Anglo-Pruisische onderdrukking van de Nederlandse democratische revolutie. (p61) Hij roept de Nederlanders op in opstand te komen tegen Willem V van Oranje, die door hem als een laf en kruiperig schepsel wordt afgeschilderd. Mirabeau had niets met de Engelse constitutie (die de prins ter hulp was gesneld) en vraagt zich af hoe burgerlijke en politieke vrijheid in vredesnaam kan worden gehandhaafd door een erfvorst die ambten en toelages uitdeelt, door een erfelijke adel die begiftigd is met 'de grands privilèges' en een zevenjarig parlement waarnaar niet-bestaande steden 'vertegenwoordigers' sturen terwijl andere veel grotere steden worden buitengesloten? (p66)

Tot de werken die het duidelijkst de opkomende synthese illustreren van het Frans materialisme en democratisch-republikeins denken enerzijds en het Nederlandse patriotse democratisch-republikeisn denken en 'filosofisch' egalitarisme van na 1787 anderzijds, behoort de belangrijke Verhandeling over de gelijkheid der menschen, Amsterdam 1794. Anoniem gepubliceerd onder het pseudoniem 'Justus Batavus' werd het direct na verschijnen door de Oranjegezinde autoriteiten in Amsterdam, leiden en andere steden verboden. (p68)

Het pamflet begint met het nog eens opnieuw onderstrepen van de verklaring van Spinoza dat 'goed' en 'kwaad' zonder betekenis zijn, behalve in relatie tot de ethische en sociale systemen die de mensen hebben geschapen. Om de mens te emanciperen en hem terug te brengen binnen zijn voormalige natuurlijke context van individuele vrijheid, is er een volledig sociaal en politiek herstel nodig. Gelijkheid, aldus Justus Batavus, is de ware grondslag van alle menselijke gerechtigheid en 'redding':

Zonder gelijkheid kon de mensch zijne verhevener zedenpligten niet uitoefenen, geen hooger geluk bereiken en genieten dan de dieren. Zonder gelijkheid kon hij geen regel vinden, om zijne zedelijke werkzaamheden naar in te richten en uit te breiden - geen toetssteen vinden, om de recht- of onrechtheid zijner daaden te kennen, en te weeten, of hij overeenkomstig de pligten zijner bestemming handelde, of daar van afweek. (p69)

Justus Batavus laat zijn Spinozisme en de kennelijke invloed van D'Holbach op drie punten in de tekst blijken: waar hij zegt dat 'gelijkheid' en het ethische systeem dat is gebaseerd op gelijkheid, de enige en de hele boodschap van de bijbel is, in zijn verklaring (die ingaat tegen Hobbes) dat het natuurrecht van de mens van kracht blijft, en in een goede staat zo volledig mogelijk, bij het leven in die staat; ten slotte in zijn verklaring dat politiek op haar beurt moet worden gestructureerd volgens hetzelfde beginsel van gelijkheid als hetgeen de basis van de wetgeving en van alle geldige moraalfilosofie moet vormen. (p70)

Afsluitend laat Israel de consensus over de patriottenbeweging met de drie hoofdconclusies die hij betwijfeld, de revue passeren. Ten eerste het vaak aangehaalde idee dat de theoretische fundamenten vooral te danken waren aan Locke, ten tweede de idee dat de Nederlandse Verlichting zó eclectisch was, zó verzoenend en elastisch, dat vrijwel hetzelfde pakket idealen door de elitaire Oranjegezinden en de patriotten werd gedeeld, en ten derde het zogenaamde 'christelijke' karakter van de 'Nederlandse revolutie van de jaren tachtig van de achttiende eeuw.' Volgens Israel staat het als een paal boven water dat vele, zo niet de meeste vooraanstaande intellectuelen in de Nederlandse samenleving uit het eind van de achttiende eeuw, althans achter gesloten deuren, nadrukkelijk de christelijke openbaring verwierpen. (p70-p72)

Als laatste trekt Israel de conclusie dat de wortels van het Franse philosophische Pattriottismus zijn oorsprong had in het Nederland van de jaren zeventig. Hij besluit met de volgende opmerking:

In elk geval bestaat er vandaag de dag binnen en buiten Nederland een dringende noodzaak een waarheid onder ogen te zien die de Nederlandse geschiedschrijvers over het algemeen koppig hebben willen ontkennen: namelijk dat het aspect van de Nederlandse achttiende eeuw dat voor ons tegenwoordig werkelijk relevant is de Nederlandse radicale Verlichting is, die stamde van Spinoza en zijn Spinozisme, en niet in het minst in zijn latere fase na 1770.

Een belangrijk boekje. Bestel het via de Koninklijke Bibliotheek, en beluister de lezing als MP3.

Comments (1)

p. t Hoen:


aardige lezing.
maar door wie en wanneer gegeven?

en hoe moet ik de verwijzing naar " p19 " lezen?


De Post van den Neder-Rhijn, een belangrijke patriotse krant, schreef op 7 september 1785 dat haar instelling toch 'even afkeerig van eene volstrekte aristocratie, als van eene volstrekte democratie' bleef. (p19)

Plaats een reactie


Reacties

Aanbevolen

Powered by
Movable Type 4.1