Vanaf lambo.nl een introductie op Spinoza.
Spinoza
Baruch de Spinoza publiceerde in 1670 zijn Tractatus Theologico-Politicus. Het bood een explosief mengsel van bijbelkritiek en politieke filosofie. Het boek werd door de kerkelijke autoriteiten en het Amsterdamse stadsbestuur veroordeeld als godslasterlijk en gevaarlijk. Maar het werd dus ook verboden door de wereldlijke autoriteit. Spinoza had inmiddels de stad verlaten en via een aantal tussenstappen in Den Haag terechtgekomen.
Boekhandelaren waren dus gewaarschuwd: ze moesten voorzichtig zijn, maar brachten het toch ondergronds in omloop. Dat wil zeggen in het Latijn. Zodra een boek in de volkstaal verscheen, zodat iedereen het kon lezen, grepen de autoriteiten echt in. Om te voorkomen dat hij zou worden opgepakt nadat het boek aan het eind van de 17e eeuw werd vertaald, voegde Spinoza de zinsnede toe dat hij zich graag aan de hoogste overheden onderwierp.
Tolerantie
Spinoza wordt beschouwd als een van de kampioenen van de vrijheid van meningsuiting. Kennelijk was hij met zijn Tractatus Theologico-Politicus voor de Amsterdammers een stap te ver gegaan. Het was echter in Amsterdam dat Spinoza zijn omstreden ideeën ontwikkelde. In Amsterdam werd vrijdenkers meestal geen strobreed in de weg gelegd en ontvingen ze vaak actieve steun. Amsterdam tolereerde de vrijdenkers, maar het was slechts aan één kerkgenootschap toegestaan om in het openbaar haar godsdienst te belijden: de Nederduits Gereformeerde Kerk, de voorloper van de Hervormde Kerk. Een huwelijk was alleen wettig als het door een gereformeerde predikant was ingezegend.
De samenleving in de Nederlanden in de Gouden Eeuw onderscheidde zich in het algemeen van die van omringende landen door verdraagzaamheid. Hier konden immers volgelingen van verschillende religies naast elkaar samenleven, zonder dat men elkaar de koppen insloeg. Niet voor niets dat verschillende filosofen de wijk namen naar de Lage Landen, om aan vervolging in het eigen land te ontkomen.
Amsterdam kende dus naast de gereformeerde godsdienst een groot aantal andere godsdiensten. Die werden getolereerd vanwege de welwillende houding van het stadbestuur. Vrijheid van meningsuiting was immers goed voor de handel en die hield men hoog in het vaandel. Daarom waren ook katholieken, doopsgezinden, joden, lutheranen, remonstranten, anglicanen en brownisten welkom in de stad. In de loop van de 17e eeuw kregen vele genootschappen toestemming voor een kerkgebouw, behalve de katholieken. Ze mochten weliswaar hun missen opdragen in schuilkelders, zolang die van buiten maar niet van een gewoon woonhuis te onderscheiden waren. De katholieken betaalden een vast bedrag om ongestoord te kunnen kerken. Desondanks werden er soms toch invallen gedaan, want het gezag tarten, was er absoluut niet bij.
Een ongelooflijk dieptepunt in die tolerante samenleving was de moord op de gebroeders de Witt. Als staatsman streefde Johan de Witt naar een verdraagzame en wereldlijke republiek. Hij had echter het oranjegezinde en gereformeerde deel van de bevolking tegen zich.
Tijdens de oorlog tegen Frankrijk moest De Witt de macht afstaan aan prins Willem III. Zijn broer Cornelis zat toen al in de gevangenis. Hij was valselijk beschuldigd van het beramen van een aanslag op de prins. In de zomer van 1672 werden de beide broers De Witt voor de Gevangenenpoort in Den Haag door een opgehitste menigte letterlijk aan stukken gescheurd.
Spinoza was geschokt door de gruwelijk moord. Op de dag van de moord was hij van plan om zijn afschuw te laten blijken. Hij wilde ergens bij de plek een plakkaat ophangen met de tekst “Ultimi barborum” (ergste der barbaren). Zijn huisbaas belette hem dat: hij sloot hem op in zijn huis. Hij was bang dat Spinoza anders hetzelfde lot zou hebben ondergaan als de broers.
(Willem III laat het woord 'eervol' uit De Witts ontslagaanvaarding schrappen en zijn medeplichtigheid aan de moord op de broeders De Witt wordt waarschijnlijk geacht.)