Een aantal weken geleden, op 10 augustus, publiceerde Michiel Leezenberg een recensie op twee van Jonathan Israels werken. Die recensie was op zijn zachtst gezegd opvallend, zowel wat betreft toon als inhoud. Een reactie kon dan ook niet uitblijven. Wim Klever, specialist in Spinoza-studies, corrigeert Leezenberg op diverse punten en vraagt zich af of Leezenberg niet te hoog in het zadel zit. Op despinoza.nl zijn volledige kritiek, die vandaag in verkorte vorm verschijnt in NRC.
„Het moest er een keer van komen. Op een groots en verrassend onderzoekstraject en een tweetal daaruit voorkomende volumineuze standaardwerken, even vernieuwend als overweldigend en uitdagend, kon de reactie onmogelijk uitblijven. Wie de geschiedschrijving overhoop haalt en lijnen trekt die haaks staan op wat men gewend was, raakt aan tradities of gevoeligheden en zal natuurlijk niet onweersproken blijven.
Wat Jonathan Israel heeft gepresteerd met Radical Enlightenment (2001) en Enlightenment Contested (2006) is van een onvergelijkbare en bijna ongenaakbare orde in de wetenschapsbeoefening. Onze theorie over het ontstaan van De Verlichting in de achttiende eeuw heeft een onherstelbare dreun gekregen. Kwam Spinoza eerst niet eens voor in de gangbare beeldvorming, zelfs niet als voorloper van overbekende Engelse en Franse hoofdfiguren, door Israel is een totaal nieuwe situatie geschapen. Het is de zeventiende eeuw, waarin de nieuwe denktrant van het mechanicisme en naturalisme op gang kwam. En het is de titaan Spinoza, die de strijd met de oude goden en demonen aanging en deze, in tegenstelling tot wat de mythe wil, niet verloor. Integendeel, zijn puur natuurkundige analyse van het menselijk gedrag was zo onweerstaanbaar, dat tal van tijdgenoten in totale verwarring raakten en even zo veel anderen geheel in zijn ban geraakten. De reus Spinoza werd allesbepalend voor de gehele moderne tijd.
Waar tot nu toe alle historici in gebreke bleven en reeksen frappante onderzoeksresultaten van een hele generatie ”Spinoza scholars” verwaarloosden, was het de reeds als historicus befaamde Israel die het grote belang ervan inzag, zelf het speurwerk in teksten en archieven aanzienlijk opvoerde en de collectief bereikte inzichten meesterlijk presenteerde in kloeke boekdelen, die Spinoza met een overvloed van materiaal aantoonbaar verheffen tot de stichter en inspirator van de moderne tijd, waar niemand omheen kon en waar de hele achttiende eeuw van profiteerde.
Kritiek op deze revolutionaire visie kon niet uitblijven, maar het lag buiten alle verwachtingspatronen dat zij zou worden geleverd door een academicus, wiens gebrek aan deskundigheid op het betreffende onderzoeksgebied evenredig is aan de hoogte van zijn toon (zie Michiel Leezenberg, ”Jonathan Israel en de versimpelde Verlichting” in NRC Boeken, 10-8-07). Om over de ongepaste toon te beginnen: men moet wel hoog te paard zitten om de auteur van de fenomenaal geleerde werken te durven aanwrijven dat hij ”zichzelf vooral aannemelijk maakt door een imposant vertoon van belezenheid”.
Of om neerbuigend te schrijven dat hij ons op details ”kijkjes biedt op diverse ten onrechte vergeten boeken en personen”. Met zulke ”kijkjes” doelt de recensent blijkbaar, gezien zijn referentie naar de ongehoord Vrije Politijke Stellingen van meester Van den Enden, op Israel's presentatie van vele grote mannen naast en na Spinoza, waarlijk onafhankelijke denkers, wier werken Israel's these meer dan voldoende ondersteunen. Maar vermoedelijk had hij nog nimmer van dit Hollandse verlichtersgezelschap gehoord voordat hij Israel in handen kreeg!
Profanerend acht ik ook de aantijging dat in Israels schets de populatie van filosofen uit goede en slechte 'guys' bestaat, alsof zijn betoog zich niet verheft boven het niveau van een predikant. Dat de studie - het boek is toch meer dan slechts een 'vertelling' - door zijn overdaad aan nieuwe gegevens door de echte studiosus met ingehouden adem wordt gelezen, rechtvaardigt nog niet de vergelijking met de Da Vinci Code of andere thrillers.
Even ongepast is het om Israels zorgvuldig uitgewerkte lijst van criteria voor radicale Verlichting denigrerend weg te zetten als een 'boodschappenlijstje'. Daar is zeker wel wat bij op te merken maar niet dat zij ”aan hedendaagse doctrines” zijn ontleend. Zijn eigen kwalificatie van de specifieke en zeer oorspronkelijke hoofdpropositie van Spinoza's fysica (”beweging als inherent aan de materie”), enerzijds als een 'geloof' en anderzijds als een 'lakmoesproef', is trouwens in dubbel opzicht een anachronistische benadering.
Maar het wordt tijd dat we meer op de inhoud van zijn kritiek ingaan. Na de stortvloed aan tekstuele 'evidence', die Israel ten tonele voert, is het zonder meer een vergrijp aan de historische werkelijkheid om te willen blijven spreken van het Spinozisme als een 'onderstroom' van de Verlichting en deze bovendien ook nog 'onzichtbaar' te noemen.
Het kunnen alleen oppervlakkige lectuur en een gebrek aan interesse voor de betreffende periode zijn, die tot een dergelijke devaluatie voeren.
Ik noem als voorbeeld Bayle, die met zijn door en door Spinozistische werken, waaronder vooral de Dictionaire, een ongelofelijk sterke en duidelijk zichtbare invloed op het hele tijdsbestek heeft uitgeoefend. Een tweede, bijna nog sprekender tegenvoorbeeld is de Rotterdammer Mandeville, die het thema van 'private vices, public benefits' en de 'self-love als enige grondslag van alle gedrag' via Bayle aan Spinoza ontleent. Israel richt, als eerste, niets minder dan een indrukwekkend monument op voor deze denker, die vertaald en alom gelezen en verguisd werd. Bayle en Mandeville waren meer dan massief present en Spinoza via hen.
Men moet wel vermoeden dat Leezenberg niet erg thuis is in Spinoza's eigen teksten. Bezijden de waarheid is zijn verwijt, dat Israel ”Spinoza te eenzijdig voorstelt als een moderne filosoof, ten koste van zijn wortels in bijvoorbeeld Aristoteles en Mozes Maimonides”. Het is hem blijkbaar onbekend dat Spinoza expliciet verklaarde dat voor hem ”het gezag van Aristoteles weinig waarde (had)” en dat hij de opvattingen van Mozes Maimonides inzake de beginselen van Schriftverklaring zonder meer als ”schadelijk, nutteloos, en absurd” afwees.
Verder zou Israel nu ook Hobbes in het zonnetje zetten, wat een kwalijke vertekening van zijn werk is, gezien het hoofdstuk over ”Anti-Hobbesianism and the Making of Modernity” met zijn magistrale uiteenzetting over de diepe en onoverbrugbare tegenstelling tussen de politieke doctrines van Hobbes en Spinoza. In de vakliteratuur is deze bifurcatie onomstreden; zij is echter voor velen nog nieuw.
Dit brengt mij tot de ernstigste miskenning van zowel Spinoza als Israel. Spinoza zou geen democraat zijn; zijn ideale republiek zou een gemengde staatsvorm zijn; wat een duidelijke misslag, niet in het duister maar bij heldere hemel! In het spoor van Van den Enden was niemand zo'n overtuigde verdediger van directe democratie als juist Spinoza, ofschoon niemand zich op dit punt ooit bij hem aansloot.
En heeft Israel Spinoza verlaten door hem als 'atheďst' te profileren, een predikaat dat hij zelf niet op zich van toepassing achtte? Leezenberg moet toch beter weten; 'atheďsme' betekent in dit verband slechts de afwijzing van een 'providentiële' god die de wereld intelligent ontwerpt en finaliseert, niet ontkenning van de goddelijke Natuur. Even misleidend is zijn opmerking dat Israel Spinoza teveel toetrekt naar het latere Franse materialisme, waar Spinoza zelf, tegen Descartes, het denken letterlijk vereenzelvigt met de materie.
Leezenberg heeft niet in alle opzichten ongelijk. Israel's disjunctie tussen radicale en gematigde Verlichting is zeker aanvechtbaar en zal nog lange tijd de discussie beheersen. Zelf ben ik van mening (en zal ik dat ook gaan aantonen) dat hij met name de radicaliteit van zijn eigen landgenoten, Locke en Hume, vervaarlijk onderschat. Ook kan men vraagtekens zetten bij zijn ingrepen in het moderne debat, die uitgaan van de mogelijkheid dat de radicale verlichtingsfilosofie maatschappelijk gemeengoed zou kunnen worden terwijl Spinoza en de zijnen zich daarover geen illusies maken.
Terecht wijst Leezenberg op het discutabel karakter van enkele van Israels uitstapjes naar de problematiek van onze tijd. Maar dat hij ”een conventionele en ouderwetse ideeëngeschiedenis” bedrijft en ”vervalt in heldenverering” is grof geschut. Ik hoef mij niet meer af te vragen wie nu echt aan versimpeling doet: degene die Spinoza als een interessante 'overgangsfiguur' ziet, een van de velen, of wie Spinoza's filosofie begrijpt als een supermodern denken dat de op hem volgende eeuwen beheerst.”
Wim Klever, filosoof, gespecialiseerd in Spinoza-studies. Publiceerde Met oude Grieken, Van den Enden en Spinoza naar echte directe democratie (2007).
Comments (1)
In NRC van vrijdag 24 augustus is Klevers kritiek op Leezenberg geplaatst. De laatste reageert daar ook op Klevers kritiek, maar doet dat weinig overtuigend. Hij kent een curieus belang toe aan het woord atheďsme en moet één hoofdstuk uit de Tractatus Politicus aanhalen om zijn betoog te staven.
Door Leon | 25 augustus 2007 16:18