«« 'Ontdekte tekst was al bekend, en is niet van Spinoza'
Begin
Intuïtie versus feiten »»

In de kantlijn lezen we

directe link naar dit bericht link naar de reacties rubriek: artikelen

Vorige week presenteerde Wim Klever de vondst: in een Leids exemplaar van de Ethica van de filosoof Spinoza had hij tientallen aantekeningen gevonden die van Spinoza afkomstig waren. De dag erna werd het enthousiasme getemperd: de aantekeningen zouden allang bekend zijn en niet aantoonbaar van Spinoza afkomstig. Uit Trouw, 14 oktober 1995, door Koert van der Velde.

Passages die eeuwenlang onduidelijk waren, worden eindelijk begrijpelijk. De dag er na ontkrachtten de Leidse conservator P. Obbema en de onderzoeker P. Steenbakkers de vondst: de ontdekte tekst was al bekend, en is niet van Spinoza. Steenbakkers ging verder en noemde Klevers bewijs “een aaneenschakeling van leesfouten, aanvechtbare interpretaties en vertaalblunders.” Vandaag reageert Klever: “Er staat verdomd veel op het spel. Als mijn beweringen over de Ethica juist zijn, loopt Steenbakkers' carrière stuk.” Het exemplaar van de Ethica van de wereldberoemde zeventiende-eeuwse filosoof Spinoza dat vorige week in de universiteitsbibliotheek van Leiden werd 'ontdekt', bevat wel degelijk aantekeningen die zijn ingefluisterd door Spinoza en genoteerd door zijn vrienden.

De Spinoza-deskundige Wim Klever, van het Rotterdamse Centrum voor Spinoza-onderzoek van de Erasmusuniversiteit, had maar weinig tijd nodig om tot deze conclusie te komen. “Toen ik de aanvullingen las, vielen alle problemen weg die ik had gehad met de lacunes in de tekst, die ik in jaren van zorgvuldige bestudering van de Ethica had ontdekt. Overal waar ik altijd onduidelijkheden en zelfs tegenstrijdigheden had aangetroffen, stond een aantekening die een lacune, foutieve formulering of inconsequentie rechtzette.”

Volgens Klever is het niet uitgesloten dat er krabbels van Spinoza's hand in het Leidse exemplaar van de Ethica staan. In dat geval zou het een preprint, een drukproef, zijn. Klever acht dat niet waarschijnlijk. “Het is aannemelijker dat Spinoza's leerlingen en vrienden - die Spinoza in de aantekeningen steevast 'de onzen' noemden - de aantekeningen uit verschillende handgeschreven kopieën hebben verzameld en ze zo precies mogelijk hebben overgeschreven en bij elkaar gevoegd in het Leidse gedrukte exemplaar, dat waarschijnlijk dateert van na Spinoza's dood. Ze hadden kennelijk maar één bedoeling: hun auteur Spinoza recht te doen met een verbeterde tekst.”

Klever vond belangrijke toelichtingen in de kantlijn van het hoofdwerk van Spinoza, de Ethica, dat deel uitmaakt van de verzamelbundel 'Opera Posthuma'. Maar de meeste opmerkingen waren niet echt schokkend. “Neem bijvoorbeeld de passage uit de Ethica waarin Spinoza bewijst dat de mens door het gewicht van de lucht op zijn plaats wordt gehouden. Vanwege dat gewicht kon Jezus nooit ten hemel zijn gevaren. De toevoeging in het exemplaar uit Leiden, 'en door de druk van alle kanten', is nauwelijks een aanvulling te noemen.”

Maar soms biedt het commentaar een aanzienlijke verheldering. Klever: “Spinoza schrijft dat er een strikte correlatie bestaat tussen de ziel en het lichaam. De twee zijn hetzelfde, ze worden alleen op verschillende manieren begrepen. Aan deze stelling wordt door een commentator de conclusie toegevoegd: 'en derhalve is de ziel evenals het lichaam sterfelijk; ook zij vergaat met het vergaan van het lichaam.' Dit is consistent met de rest van de filosofie van Spinoza.”

Naast de honderden redactionele en stilistische opmeringen vond Klever tientallen van dit soort inhoudelijke aanvullingen. Hij geeft toe dat ze net zo goed door lezers uit een latere tijd in de kantlijn kunnen zijn gekrabbeld, zoals zijn critici zeggen, maar vindt het waarschijnlijker dat leerlingen het hebben gedaan. Hij acht het zelfs mogelijk dat de hierboven genoemde toevoeging letterlijk is overgeschreven uit een brief van Spinoza aan een leerling. In dat geval moeten we Spinoza de auteur ervan noemen. “Als dergelijke teksten geen teksten van Spinoza mogen heten, dan mag de bergrede in de varianten van de synoptici zeker niet aan Jezus van Nazareth worden toegeschreven. Jezus was niet de schrijver van deze teksten, maar wel de auteur. Als hij in onze tijd had geleefd, had hij er copyright op kunnen krijgen.”

“Terwijl ik eervorig weekeinde de notities en krabbels onderzocht, raakte ik er volledig van overtuigd dat ze authentiek waren, dat het onbekende tekstfragmenten van Spinoza's vrienden of van Spinoza zelf betrof. De volgende maandag heb ik onmiddellijk een persconferentie georganiseerd. Een ontdekking van teksten van Spinoza is namelijk wereldnieuws en bovendien staan er grote belangen op het spel.

In Nederland zijn drie á vier wetenschappers met Spinoza bezig. Een ervan is Piet Steenbakkers van de Universiteit van Utrecht. Die kent de Leidse tekst wel, maar hij is niet in staat hem naar waarde te schatten. Volgens hem zijn de aanvullingen van een intelligente, latere lezer. Steenbakkers doet al zeven jaar onderzoek naar de Ethica. Hij werkt mee aan een Frans/Latijnse uitgave en ook aan een Italiaanse. Mocht zo'n uitgave de nu ontdekte aanvullingen negeren, dan is ze al van tevoren achterhaald. Er staat dus verdomd veel op het spel. Als mijn beweringen over de Ethica juist zijn, loopt Steenbakkers' carrière stuk.''

Steenbakkers noemde donderdag in NRC Handelsblad de reeks voorbeelden die Klever tijdens zijn persconferentie presenteerde “een aaneenschakeling van leesfouten, aanvechtbare interpretaties en vertaalblunders.” Steenbakkers: “Spinoza zegt ergens dat de mensen God als een mens opvatten. De commentator geeft daarvan een aardig voorbeeld: 'Sic in Suevia in salutem Dei sibi invicem propinant!' - 'Zo drinkt men elkander in Schwaben toe op Gods gezondheid'. Volgens Klever staat hier: 'Zo zien we dat men zich in Zweden tot heil van God onderling prostitueert.”'

Klever reageert boos: “Steenbakkers bedrijft suggestieve roddeljournalistiek. Het woord 'propinant' is niet goed leesbaar. Er kan net zo goed 'prostituant' staan. Speelse voorbeelden zijn niet ongewoon bij Spinoza.” Klever erkent wel een leesfout: hij heeft ergens het afgekorte Latijnse woord 'nunquam', voor 'nunc' aangezien. “Een kleinigheidje. Ik had 's nachts doorgewerkt en wie moe is, vergist zich wel eens. Net als Spinoza. Allerlei aantekeningen van zijn vrienden attenderen hem hierop.”

Klever toont dat Spinoza in de aantekeningen in de tegenwoordige tijd wordt aangesproken: volgens hem een bewijs voor de authenticiteit van het document. “Spinoza wordt aangesproken alsof hij nog in leven is: 'Waarom aldus? Had u niet beter...' En: 'weet gij welke?' Op bladzijde 233 van de Ethica komt Klever een aantekening tegen die je volgens hem ook niet zomaar aan een later levende lezer kunt toeschrijven. “Spinoza zegt er dat genees- en denkkunst niet tot het onderwerp van hoofdstuk 5 behoort. In de kantlijn lezen we: 'wel degelijk behoort dat ertoe. Immers, dat U dat hebt willen doceren & van mening bent het gedoceerd te hebben, leert de laatste opmerking van dit hoofdstuk.' Zoiets kan een volgeling van Spinoza natuurlijk niet na diens dood schrijven. Men was in die tijd ook niet gewoon kanttekeningen in een boek te richten tot de overleden auteur. De opmerking moet wel eerder geschreven zijn in een handgeschreven kopie van de Ethica-tekst, waarvan er meerdere circuleerden onder de vrienden van Spinoza.

Na zijn dood zijn de aantekeningen voetstoots overgenomen in de gedrukte tekst. “Steenbakkers schreef dat hij niet onder de indruk is van het argument dat Spinoza rechtstreeks wordt toegesproken. Wat er volgens hem gebeurt is een bekend fenomeen: de lezer treedt met de schrijver in dialoog. Klever: “Ik heb veel meer teksten uit die tijd gelezen dan hij - alleen al dankzij mijn leeftijd. En ik ben zoiets nog nooit tegengekomen.”

Maar Steenbakkers heeft nog een troef. Hij schreef dat de commentator Spinoza ook in de tegenwoordige tijd aanspraken in de Tractatus Politicus, onderdeel van de Opera Posthuma. Dat geschrift dateert echter van na Spinoza's dood. Klever: “Ik ben er speciaal voor naar Leiden gegaan en ik heb de Politica doorgenomen. En er staat geen enkele rechtstreekse aanspreking in. Steenbakkers verzint maar wat.”

Klever kwam ook kanttekeningen in de ik-vorm tegen die volgens hem evenzeer afkomstig moeten zijn van Spinoza zelf. Aan het einde van Spinoza's uiteenzetting over emoties, staat zo'n aantekening. “Na de opmerking dat het niet nodig is verder op de aard en de oorsprong van de emoties in te gaan, is er in de kantlijn bijgeschreven: 'Dat onderzoek baart intussen wel de schoonste gedachten, zoals ik te zijner tijd zal aantonen.' Natuurlijk kan de criticus beweren dat hier een ghostwriter aan het werk is geweest, maar dat ligt niet voor de hand. Ik denk dat hier een aantekening van Spinoza is overgenomen.”

Sommige toevoegingen kunnen volgens Klever om diplomatieke redenen uit de gedrukte tekst zijn gehouden. Spinoza hield er voor die tijd namelijk zeer radicale denkbeelden op na. Behalve geldgebrek kan dit ook de reden zijn waarom de toevoegingen niet in de tweede editie van de Ethica werden opgenomen. De uitgever van de Ethica stond onder druk: hij moest zich gedeisd houden. Zo kreeg hij bezoek van de politie omdat hij goddeloze lectuur verkocht. Een fout in de procedure behoedde hem voor het cachot. Klever vertaalt uit de Ethica: “'Hoe meer iemand zijn eigen nut nastreeft en kan bereiken, dat wil zeggen zichzelf behouden, zoveel machtiger en deugdzamer is hij. Voor zover men daarentegen metterdaad nalaat zijn eigen voordeel te zoeken, dat wil zeggen zijn bestaan te behouden, is men machteloos.' Hier is 'en slecht' toegevoegd, waardoor de stelling symmetrie krijgt.” Het idee dat je slecht bent als je niet in staat bent je eigenbelang te behartigen, was zo in strijd met de christelijke cultuur waarin Spinoza leefde, dat hij die conclusie volgens Klever misschien bij nader inzien liever heeft weggelaten.

Nog een voorbeeld: “Spinoza schrijft: 'Om te bepalen wat de verschillen zijn tussen de menselijke ziel en overige zielen, en in welk opzicht zij superieur is aan de overige zielen, 'en inferieur' (tussenvoegsel), moet ik een stuk fysiologie inlassen.' Voor Spinoza was de mens namelijk niet superieur. Zonder de toevoeging, zou je dat kunnen gaan denken. De toevoeging is echter wel een aanscherping, zoals veel aantekeningen dat zijn. De kenner weet al lang dat Spinoza zo dacht. Maar de aanscherping zou de toenmalige mens, die het nog niet wist, geweldig shockeren.”

Spinoza's filosofie druiste radicaal in tegen de christelijke levensbeschouwing van die dagen. De toevoegingen in de Leidse tekst hangen hiermee samen. Klever: “In de appendix van deel 1 legt Spinoza uit waarom mensen altijd in godsdienstige vooroordelen zouden blijven steken als de wetenschap hun niet een andere waarheidsnorm toonde. Daarnaast zegt Spinoza nog andere manieren te weten waarop mensen hun vooroordelen kunnen leren herkennen, maar die somt hij niet op. In de commentaren op de Ethica die in de loop der eeuwen zijn geschreven, heeft men zich altijd afgevraagd welke manieren hij bedoeld zou kunnen hebben. Het antwoord van Spinoza ligt er nu. Hij noemt er nog drie: 'Aandacht voor de gevarieerde ervaring. Het opmerken van de redenen van hun meningen. Beschouwing van de fabels der mensen over hun goden, welke niet kunstig genoeg doordacht zijn.”'

Met de eerste doelt Spinoza volgens Klever op de relativering van het eigen geloof dat ontstaat door de kennismaking met andere culturen. Met de tweede bedoelt hij de lessen die men kan trekken wanneer men de redenen voor menselijke opinies nagaat. Mensen kunnen van mening zijn dat ze boete moeten doen omdat ze geloven dat God boos is. De derde manier spreekt voor zich.

“Op dezelfde bladzijde staan nog twee formidabele aantekeningen. De ene gaat over de bijgelovige toeschrijving van het kwaad aan de duivel en de wijze waarop vrees de miserabele mens tiranniseert. De andere gaat over de neiging van eenvoudige mensen om zich geheel aan personen van gezag toe te vertrouwen en over het geloof als de stal van de verschrikkelijke onwetendheid, als 'grootste obstakel voor de ware wijsheid en de solide doctrine'. Deze aantekeningen passen wat stijl en inhoud betreft helemaal in Spinoza's betoog. Ik herken ze als authentiek Spinozistisch en beschouw ze als aantekeningen die rechtstreeks afkomstig zijn van eerdere, wellicht heel vroege afschriften van Spinoza's werk, die vollediger waren dan de thans gedrukte tekst.”

Klever is niet onder de indruk van de aanval van zijn criticus Steenbakkers in NRC Handelsblad. Steenbakkers zegt dat Klever niet wil inzien dat de aantekeningen afkomstig zijn van een commentator die principiële reserves heeft bij Spinoza's wijsbegeerte in het algemeen. In plaats van verhelderende opmerkingen, geeft deze commentator in de kantlijn lucht aan zijn ergernis en afkeuring. Klever: “Er is niet één commentator, zoals Steenbakkers stelt. Er zijn er minstens drie. Alleen op onderdelen hebben ze kritiek. Altijd vragen ze om verheldering, of stellen ze verbeteringen voor op basis van de beginselen van Spinoza's filosofie.” Dat Steenbakkers de persoonlijke noot mist die aantekeningen van vrienden zouden kenmerken, berust volgens Klever op een typisch twintigste-eeuws idee.

“Steenbakkers probeert me te beschadigen, maar in plaats van de pijlers van mijn stelling onderuit te halen - dat het hier authentiek materiaal van Spinoza en zijn vrienden betreft - zit hij wat verf van mijn pilaren af te krabben.”

Copyright: Trouw 

Plaats een reactie


Reacties

Aanbevolen

Powered by
Movable Type 4.1