De ethicus H.J. Heering gaat in op de ethiek van de moderne mens. Dat is een steeds meer informatie gebruikende mens, door hem genoemd Homo Cyberneticus. Uit "Spinoza Herdacht", 1977, een overdruk van Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte 69/1.
De titel van dit referaat, hoe kort ook, bevat enige dubbelzinnigheden. 'Ethiek van -' is dit een genitivus subjectivus of objectivus? Is hij descriptief of praescriptief bedoeld? Of schuilt in die dubbelzinnigheid juist het probleem dat we behandelen moeten?
Inleiding
De ambiguïteit zet zich voort in de vraag: wie is de homo cyberneticus? De titel kan wijzen naar de moderne, met cybernetische kennis en macht toegeruste mens, voor wie een passende ethiek ontworpen moet worden, maar ook naar een cybernetisch model van de moderne mens en zijn ethiek. Ik moet U bekennen dat beide betekenissen zijn bedoeld, zij zijn immers op elkaar betrokken. Samen staan zij in het kader van de uitspraak: 'De Cybercultuur is reeds begonnen' [1]; samen proberen zij te voldoen aan Nauta's vraag naar de verhouding tussen 'ethics and cybercultural man' [2]. Dit laatste is des te wenselijker, omdat de traditionele normatieve ethiek in het slop der machteloosheid en irrelevantie lijkt te zijn geraakt.
I. Beginselen der cybernetica.
Dan eerst iets over de grondconceptie van de cybernetica.
De inzet van de cybernetica markeert een scherpe buiging omhoog in de curve van het menselijk handelen en beheersen. Het is of een nieuwe mens-vorm is opgetreden in de geschiedenis. Wel kent reeds Plato het stuurmans-beginsel in de mens. Maar de moderne technologie voegde aan het menselijk beheersingsvermogen drie nieuwe, revolutionaire mogelijkheden toe: dat van de informatie, van de terugkoppeling, en van de opslag van relevante informatie oftewel het leer-proces en het 'geheugen'.
Ten aanzien van informatie herkende men de samenhang van haar zijns- en ken-structuur, van het ontische en het noëtische - de informatie vormt, zij deelt mede. Als zodanig is zij het samenvattend begrip voor al die binnenkomende gegevens die omgekeerd evenredig zijn aan de waarschijnlijkheid of vanzelfsprekendheid, en roeit zij op tegen de stroom der entropie.
Terugkoppeling als de mogelijkheid om de 'output' van een proces op een bepaalde genormeerde wijze terug te relayeren op de aanvaarding van de input, ten einde deze te verhogen (positieve t.) of te verlagen (negatieve t.). Door middel van deze terugkoppeling is de mens in staat niet alleen een toestand of statische structuur te beinvloeden, maar ook processen. Vandaar: cybernetiek, stuurmanskunst, regeltechniek.
En ten derde: de opslag van geselecteerde informatie, de gewenning van bepaalde responsen, zoals we die aantreffen in de levende cel en aanleggen in de computer, en zoals zij ten grondslag ligt aan het gedragspatroon van enkeling en samenleving. - Als onderstellingen van deze drie nieuwe inzichten: het dynamisch, open karakter van de structuren der werkelijkheid, hun procesmatig karakter dus; en de kenbaarheid en derhalve ook beheersbaarheid van die processen. Beheersen, engels: to control, als meer dan observerend in de gaten houden, doch minder dan het naar willekeur vervormen - nog steeds blijft Bacon's uitspraak gelden, ook hier: natura nonnisi parendo vincitur.
Maar de mens is voor zijn toekomstproject met meer afhankelijk van het lot of toeval, van noodzaak of goddelijke almacht: hij maakt en kiest zijn toekomst zelf. En dat niet enkel op grond van extrapolatie vanuit het heden-gegevene of vanuit de in gang zijnde trends; die kunnen nog een heuristische functie vervullen; hij kan nu ook, geïnstrueerd door de voortdurende terugkoppeling, bijsturen en: sturen.
Men kent het eenvoudigste schema:
Men kent ook het ontstaan van de cybernetica: een amerikaanse researchgroep olv Norbert Wiener kreeg tijdens de tweede wereldoorlog de opdracht het afweergeschut te verbeteren. Wiener had zich reeds tijdens de eerste wereldoorlog met ballistiek bezig gehouden. Nu ontwierp hij doelzoekende systemen [3]. Het kan alleen maar consequent genoemd worden, dat hij zich na de oorlog vooral toelegde op verbetering van kunst-ledematen [4]. Wiener was het ook die voor het principe van deze doelzoekende systemen de naam cybernetica bedacht.
Het principe van deze systemen is, dat zij hun doel of norm handhaven in wisselende omstandigheden, door middel van de terugkoppeling. Leggen we het verloop hiervan in zijn stappen uiteen, dan vinden we E als environment of omgeving, waaruit een veelheid van gegevens wordt aangevoerd. Niet alle gegevens zijn echter relevant (denk aan de man achter het stuur, die ook minder 'gebruikt' dan hij ziet). Het ontvangende systeem is op bepaalde wijze afgesteld, geprogrammeerd; het selecteert; het niet-gebruikte blijft meedoen als storing of ruis.
Het verwerkingsproces vindt plaats in P, het proces. De geselecteerde gegevens worden gedecodeerd, zij beïnvloeden het organisme of mechanisme en worden omgekeerd hierdoor beïnvloed. Het resultaat is een bepaald reactie-patroon dat als output weer uitmondt in de omgeving. In liniaire processen is dan met die afvoer of output alles bekeken; in regel-processen begint het pas: de afvoer geschiedt niet alleen naar de omgeving E, maar passeert ook de normerings-parameter: de terugkoppeling begint. Afwijkingen van de in deze parameter afgestelde norm worden doorgegeven aan de regulator, welke al dan niet zijn reacties 'opslaat' in het 'geheugen' waarvan hij omgekeerd ook weer 'instructie' -impulsen ontvangt.
De regulator kan zodoende het besturingsmechanisme in werking stellen, hetwelk rechtstreeks de aanvoer vergroot of 'afknijpt'.
De richting van het proces is dus die van doelstelling en norm-handhaving [5] - tegen het verval of de entropie [6]. Leert de tweede hoofdwet der thermo-dynamica de toename der entropie d.w.z. het onophoudelijk verschuiven binnen een gesloten structuur naar de meest waarschijnlijke, minst gestructureerde toestand, dan is informatie haar tegendeel, negentropie [7].
Spinoza's conatus sese perseverandi is dus, met name bij levende wezens, niet als statische afgeslotenheid, maar slechts als uitwisseling met de omgeving mogelijk.
Wieners ontdekking van 1941 komt er dus op neer, dat de mens voor zijn agressie of zelfverdediging zelf-regulerende mechanismen uitvond, welker structuur hij pas daarna herkende als werkzaam in alle organismen en in zichzelf. Al spoedig bleek, dat voor de cybernetische kennis en kunde de medewerking van een hele reeks disciplines nodig was: wiskunde, logica, informatica met semiotiek en semantiek, systeemtheorie, spel-theorie, beslissingskunde, automatie enz.
Tevens echter bleek, dat de cybernetische optiek van grote betekenis is niet alleen voor de ballistiek maar voor de fysica en techniek in het algemeen, en voor dat deel der biologie dat nog geheel fysico-chemisch lijkt te zijn, de micro-biologie of bio-chemie; maar waarom niet ook voor de strategie in ruimere zin, voor de sociologie en psychologie, de paedagogiek en de politiek - dus ook voor de ethiek?
Nu moeten we die sprong niet te snel maken.
Het woord 'informatie' kan de illusie wekken dat wij met hetzelfde te maken hebben op de toch zeer verschillende niveaus van de werkelijkheid. Op het biologische niveau is de informatie vanuit de genen, het DNA molecuul, alles beheersend en ± onveranderlijk, zij het uiterst gedifferentieerd.
Dat blijkt ook zo in het menselijk bestaan.
Toch komt daar een ander begrip informatie meespelen, nl. via het Centrale Zenuwstelsel. Dit stelsel moge dan niet minder dan andere organen bepaald zijn door het gen-patroon, toch geeft dit uiterst gecompliceerde stelsel de mogelijkheden aan voor het ontvangen van informatie van buiten.
Op het niveau van het C.Z.S. gaat informatie nu betekenen: activatie van haar (10 milliard) zenuwcellen, ten dele direct (reflex) ten dele indirect. Op zichzelf ook een vorm van onwaarschijnlijkheid, van oproeien tegen de entropie - maar dan toch op andere wijze (ook chemisch andere wijze: op grond van de functie der amino-zuren i.p.v. die der nucleine zuren).
In verband hiermee brengt D. Nauta de vruchtbare onderscheiding aan tussen de informatie-overbrenging (de 'messenger') in de vorm van signaal, van signe of teken, en van symbool. Het signaal zet effectief iets in gang (de geconditioneerde reflex bijv.); we zien het functioneren reeds op de laagste levensniveaus. Het signe werkt niet automatisch, het wordt uitgezonden (als teken van alarm, van voedsel) 'to whoever it may concern' (Wiener), het moet opgevangen en verstaan worden; het vormt een constraint, geen determinant. We treffen het aan bij hogere diersoorten, nl. die met een centraal zenuwstelsel. Terwijl de derde vorm van informatie, het symbool aan de mens schijnt te zijn voorbehouden. Signaal en signa zijn univoque, het significans en het significatum, de boodschapper en de boodschap kleven a.h.w. aan elkaar.
In het symbool vallen significans en significatum niet zonder meer samen, het heeft een overdrachtelijke betekenis, en als zodanig een zekere plurivociteit die om interpretatie vraagt: het verschil tussen de angstschreeuw en de tamtam. Die interpretatie is overigens niet willekeurig - een willekeurig symbool is geen symbool, vandaar de moeilijkheid van sommige dichters - maar berust op een overeenstemming tussen signum en significatum, en/of op een overeenkomst binnen een bepaalde groep mensen. De taal vormt als zodanig het paradigma van symbool en een verdubbeling van de werkelijkheid [8], een 'tweede wereld' naast of boven de wereld der zintuiglijke. Het symbool heeft een 'goed verstaander' nodig; het vraágt om een bepaalde reactie maar dwingt die niet af [9].
2. De homo cybernans.
De mens verwierf zich door de cybernetische methoden een veel groter vermogen om zijn doeleinden na te streven dan ooit te voren. Natuurlijk: de cybernetica is nu ook weer niet zo radicaal-nieuw dat zij niet zou mogen worden beschouwd als één stap vooruit in de ontwikkeling van de menselijke machtsverwerving.
Menszijn is vanaf zijn primitiefste oorsprongen gekenmerkt door de wil tot macht, tor beheersing van zijn leven en omgeving. Toch kon die wil zich in alle voorafgaande tijden vrijwel niet anders uiten dan als aanpassing aan natuur, of lot, of het beleid der goden - als ónmacht dus; de leer van het natuurrecht is daarvan de verantwoording. Het zijn, of het zijnde, is norm voor het handelen.
Toch zat het er van den beginne af in dat de mens de werkelijkheid naar zijn hand zette - dat hij zich niet neerlegde bij het zijn - en dat het zijnde voor hem operabel, manipuleerbaar was. Altijd was de mens het animal cultivans. Maar dat 'mens' en 'natuur' geen vaste gegevens zijn; dat de mens door de natuur te veranderen ook zichzelf verandert en door zichzelf te veranderen ook de natuur modifieert; en dat hij dit veranderen niet incidenteel, stootsgewijs doet maar 'op de lange duur', systematisch en tot in de kern van de dode en levende materie - dat alles is ontstellend nieuw en radicaal.
De mens is niet meer enkel animal cultivans, de zaaier-op-hoop-van-zegen, zelfs niet meer alleen homo faber, schepper, maar ook nog homo cybernans, voorzienigheid geworden. Ik behoef niet te zeggen dat dit op het juiste, kritieke moment gebeurde: toen de problemen van bevolkingsexplosie, grondstoffenschaarste, voedselproductie, communicatie en tijdige, voldoende en vooral juiste informatie de mens over de kop dreigden te lopen.
In stede van de laatste, dodelijkste dreiging van de technologie vormt de cybernetica nu juist de mogelijkheid om de technologische gevaren te voorzien, te berekenen en te beteugelen - en om alle positieve mogelijkheden van de technologie uit te buiten. En wie dan nog voor een hegemonie van de techniek over het mensenbestaan vreest, vindt de cybernetica desgewenst aan zijn zijde: wij zijn het immers zelf die onze normering inbouwen in de processen die wij ontketenen - faites vos jeux!
Waar ligt trouwens de grens tussen het materiele en het geestelijke? Deze (overigens: onbijbelse) tegenstelling is in het licht van de cybernetica onbruikbaar; de geestelijke activiteit is gebonden aan haar fysische substraat, en zij vindt haar uitoefening ook steeds in de fysisch-geestelijke werkelijkheid van het handelen.
Een ethiek die zich rekenschap geeft van de wereld waarin zij leeft heeft thans dus niet meer te maken met de machteloze mens, die zich aanpassen moest, maar zij heeft te zijn ethiek voor de machtige mens, voor de mens die zelf zijn leven, zijn wereld, zijn toekomst, zijn nageslacht ontwerpt: ethiek voor de homo cybernans.
Anders gezegd: de natuurlijke evolutie, met welker leer Darwin in 1859 de wereld schokte, was reeds bij voorbaat, nl. een vijftien jaar eerder, door Marx en Engels ondervangen toen zij schreven dat de mens het heft van geschiedenis en evolutie in handen nam (of moest nemen) [10]; omslag van het rijk der noodwendigheid in dat der vrijheid, de vermenselijking der natuur, of volgens de terminologie van lateren: de sociaal-culturele evolutie loste de natuurlijke evolutie af.
De uiterst trage natuurlijke veranderingen maakten plaats voor de uiterst snelle, bewust-bewerkte sociaal-culturele veranderingen. - Reeds vanwege het inzicht in die omslag verdient Marx onder de grote filosofen te worden gerekend. Die veranderingen zijn zo ingrijpend, door problemen op te lossen werden en worden er zo veel nieuwe problemen opgeroepen, dat een zero-ontwikkeling niet meer mogelijk is. 'Notre univers est condamné au progrès' (Grimaldi 134).
Een ethiek voor de homo cybernans zou dus bijna zoveel moeten verrichten als een ethiek voor God zelf, althans als een ethiek voor de evolutie. Daarbij moeten wij ons wel realiseren, dat de regelprocessen op het menselijk niveau buitengewoon ingewikkeld geworden zijn. 'Buiten-' en 'binnenwereld' zijn bij hem nog wel te onderscheiden, niet meer te scheiden, zij vormen samen een cultureel eco-systeem. 'L'homme doit être vu comme un système génético-cérébro-socio-culturel' (Morin p105).
De menselijke erf-structuur, vast gelegd in zijn DNA-structuur, is in de laatste millioen jaar, sinds de komst van de homo sapiens, voor zover wij weten niet noemenswaard veranderd; ingrijpende mutaties hebben niet plaatsgevonden.
Zijn gedrag, zijn culturele relaties, zijn producten en objectivotius, hebben zich echter voortdurend en grondig veranderd; zijn milieu, zijn eco-systeem, zijn wereld veranderden, met alle terugkoppelingen naar zijn gedrag, zoals dit door het C.Z.S. geregeld wordt. Reeds Engels (Dialektik der Natur) schrijft dat de hand het werk vormt, maar het werk ook de hand!
De mens is, met zijn wereld, zijn eigen producent en product.
En Edgar Morin (p. 100) zet uiteen dat de hersen-uitwas bij de mens niet zozeer de oorzaak als wel het gevolg is van zijn cultuur! Inderdaad - hoe zouden wij onze cultuur, met haar bibliotheken en high-technologie en met al haar problematiek nog aankunnen, als ons brein niet kon 'rise to the occasion'? Kan dat echter ongelimiteerd maar doorgaan?
Hoe heeft de mens dit verschil in veranderingstempo op de twee niveaus van zijn wezen kunnen uithouden? Kan deze culturele verandering zich bij handhaving van het erf-patroon ongelimiteerd doorzetten? Of is dit hoog gecultiveerde, technologisch-efficiënte mensen-bestaan het dus, wat een millioen jaar geleden al in het genen-patroon van de homo sapiens als mogelijkheid was aangelegd? Is aldus onze functionaliteit radicaal veranderd, maar onze aanleg niet? De discussie in hoever de mens veranderen kan zonder zichzelf te verliezen zal nog wel doorgaan (denk aan Alvin Toffler's Future Shock [11]). Maar grote overeenkomst is er gekomen op het punt, dat het de mens zelf is die de mens en zijn wereld verandert. Of men het wil of niet: de mens heeft zijn natuurlijk eco-systeem tot een cultuurlijk ecosysteem gemaakt, en hij kan dit proces verbeteren, maar niet terugdraaien.
Daarbij moet hij zich niet vergissen: niet de natuur', de beperktheid der grondstoffen bijv., is zijn fatum; het lijkt althans volstrekt doenlijk om, springend van uitvinding tot uitvinding, aan de natuurlijke problemen het hoofd te bieden - mits de mens rekening houdt met de 'cosmonomie' (Eekels) als het kader waarin hij leeft en handelt; mits hij zich dus beperkingen oplegt en zijn grenzen aanvaardt!
De natuur is echter zijn conditie, niet zijn determinant of zijn noodlot. Het enige noodlot van zijn de mens is de mens - zijn condition humaine, de medemenselijkheid, onwil, de mensheid [12]. Homo homini fatum.
Voor het noodlot legt de ethiek echter het hoofd niet in de schoot. Proberen we een ethiek in het cybernetisch model in te tekenen, dan gaan we langs de volgende fasen:
De eerste zorg moet zijn het verwerven van voldoende heldere informatie, niet te zeer door ruis gehinderd, goed op relevantie geselecteerd en op haar betekenis gedecodeerd of geïnterpreteerd - het kennen maakt deel uit van het kunnen en handelen; kennis en inzicht zijn ethische deugden, niet meer van de dianoetische (Aristoteles) te scheiden;
- de mens moet dus bij machte zijn de informatie te selecteren en te interpreteren, en er op te reageren, en hij moet zich tevens door die informatie laten toerusten: kennis en kunde of vermogen zijn in de grond één - materiele verzorging is een ethische eis;
- van alles beheersend ethisch belang is uiteraard de juiste norm-afstelling, of doelbepaling; voor de ethiek niets nieuws, maar de effectiviteit ervan is met quotiënten gegroeid, en daarmee de importantie.
Dat ook het geheugen, met het daaraan verbonden regulerend vermogen, een ethische factor is, is vaak over het hoofd gezien. Zonder geheugen geen continuiteit, geen identiteit en geen ervaring. Volgens cybernetische visie is dit geheugen overigens niet enkel conservatief, doch juist tevens receptief t.a. v. het nieuwe, dus progressief!
Het besturingsmechanisme verdient ten slotte in de ethiek aparte aandacht. Met name heeft de normatieve ethiek zich doorgaans verheven gevoeld boven de toepassings-ethiek, en daarmee de normen van de werkelijkheid en de werkelijkheid van de normen vervreemd. Het ethische dualisme is mede oorzaak geweest dat de wetenschappen en hun technieken zich aan elke, zedelijke, maatschappelijke verantwoordelijkheid onttrokken.
Procedure-kwesties, ter zake van opvoedkundige en didactische, sociale en politieke besluitvorming en uitvoeringswijze, zullen in de ethische bezinning een veel grotere plaats moeten innemen. Dan gaan vragen van mogelijkheid en opportuniteit, wenselijkheid en efficiëntie een grotere rol spelen. Terecht merkt L. W. Nauta op dat alle ethiek herstel uitmondt in politiek, en ziet Beets de psychologie als hulpwetenschap van de paedagogiek.
Al met al zal een ethiek voor de homo cybernans minder door absolute geboden, beginselen of normen bepaald worden, en meer door feitenkennis, doeleinden en efficiëntie-berekeningen, dus door middelen en methoden. Eekels klaagt in De Ingenieur [13] terecht dat gedragsregels voor wetenschappers en beroepscodes overwegend deontologisch van aard zijn. Een ethiek voor de homo cybernans zal formeel een pragmatisch en teleologisch stempel moeten dragen.
En inhoudelijk: een pragmatisch ethiek is duidelijk toekomst-gericht, futurologisch. Gezien de enorme problemen waarvoor de huidige mens zich gesteld ziet, gaat het in die toekomst om niet meer of minder dan het overleven van de mens. Gunt men die mens nog iets meer speling, dan gaat het om een nog zo goed mogelijke overleving. Maar dat 'zo goed mogelijke' kan weer niet in abstracto worden vastgesteld maar moet binnen de processionele mogelijkheden liggen. En het is de vraag of die mogelijkheden wel zo groot en veelvuldig zijn. Is de mens, die de processen bestuurt, zelf niet opgenomen in interne en externe processen - denkend 'zu schieben' maar in werkelijkheid 'geschoben'? Evenzeer homo cybernatus als homo cybernans?
3. Homo cybernatus
Onderdeel en 'fase' van processen die zich in, om en over hem heen voltrekken, volgens ingebouwde en afgestelde regels en normen.
a) Intern zijn wij in de laatste eeuw veel aan de weet gekomen betreffende wat 's mensen vrijheid, dus ook ethische keuze-ruimte, ten zeerste begrenst zo niet vernietigt. Het uiterst ingewikkelde, uiterst gevoelige samenspel van de verschillende organen van het lichaam, berustend op informatie, terugkoppeling en 'opslag' of geheugen van ervaringen wordt geconditioneerd en gereguleerd op het micro-niveau van de levende cel.
De afweer-mechanismen van het organisme t.o.v. vreemde dus gevaarlijke invloeden of informatie vormen een duidelijk voorbeeld van zo'n proces van informatie, terugkoppeling, norm-handhaving, regulering, besturing enz. Men kan t.a.v. deze mechanismen de hele tekening (p. 2) invullen, waarbij het D.N.A., in iedere cel, de code verstrekt en de normeringsfunctie vervult, en het vegetatieve zenuwstelsel de regulator en geheugen vormt, hetwelk op zijn beurt door middel van signalen een ànder orgaan instrueert de productie van bijv. anti-stoffen te vergroten of te verkleinen, zodat de storing uit de buitenwereld kan worden geneutraliseerd.
Dit geldt echter niet alleen het vegetatieve zenuwstelsel met al zijn verbindingen, maar ook de schors van onze grote hersenen, zetel van bewustzijn, waarneming, emotie en gedachte. Immers de verbindingen tussen beide vormen van het centrale zenuwstelsel zijn uiterst nauw, en zij hangen samen met de in het DNA-molecuul erfelijk vastgelegde code.
Zelfs het eerder genoemde symboliserend en interpreterend vermogen ligt ingebed zo niet ingekapseld in 's mensen constitutie: in het fysische substraat van zijn karakter, bewustzijn, geheugen en geweten [14]. Wij weten hoe een bepaalde hersenoperatie en vele chemische stoffen het karakter, ja het geweten van de mens kunnen beïnvloeden en zelfs zodanig modifiëren dat we van vernietigen moeten spreken.
Hersenziekten en -defecten kunnen hetzelfde effect veroorzaken. D.w.z. het normerings- en reguleringsmechanisme van het menselijk, ook zedelijk bewustzijn is op zijn beurt onderhevig aan een interne regulatuur en normering. Welke echter op haar beurt weer geconditioneerd wordt door informatie uit de buitenwereld: medicamenten en drugs, ervaring en opvoeding, sociaal-economische situatie en cultuur-fase. Het terugkoppelingsproces, dat de mens is, zorgt voor handhaving van zijn eigen norm of identiteit. Pas overigens op die norm als ideaal-norm te beschouwen.
Het normeringsmechanisme van een regelsysteem handhaaft de bestaande, factische, immanente, als zodanig afgestelde norm, of het gestelde, eenmaal aanvaarde doel. Is het in een organisme zoveel anders? Invoering van, van eigen immanente norm afwijkende hoogste of zelfs absolute normen en waarden, kunnen de scherpste negatieve terugkoppelingen oproepen - moralisme, puritanisme en wetticisme hebben daarvan het een en ander doen ervaren.
'L'homme est ni ange ni bête, et le malheur veut que qui veut faire l'ange fait la bête' (Pensée 358) - Pascal's anthropologie wordt nog steeds door ervaring bevestigd; en zijn uitspraak geldt al evenzeer voor een samenleving als geheel, daarvan weet vrijwel elke idealistische revolutie te getuigen.
Reden te meer om de ethiek uit de hooggestemde, ongestoorde studeerkamersfeer te halen en vuile handen te laten krijgen in het menselijk beleid!
Toch mogen we uit Pascal's Pens&eancute;e geen onveranderlijkheid van de mens concluderen, maar enkel een afgrenzing van uitersten. Op het niveau van het bewustzijn mogen we blijven spreken van constraints, niet van dwangmatigheid. Het hangt er nu maar van af hoe sterk men die constraints laat gelden.
Maar zelfs in die niet-deterministisch op te vatten constraints valt veelal een statistische of stochastische regelmaat te ontdekken. Jacques Monod beziet het menselijk handelen als een inspelen op 'le hazard et la nécessité' van alle gebeuren, a.h.w. binnen een stochastisch determinisme waarvan het menselijk handelen zelf deel uitmaakt. Doch zijn landgenoot Paul Ricœur, in zijn Le Volontaire et l'Involontaire (Aubier 1967 [15]) vindiceert een begrensd-vrije wil, geconditioneerd maar niet gedetermineerd. Kwestie van optiek en optie? Of enkel twee manieren om uit te drukken dat de mens zichzelf tot fatum is?
b) Het menselijk bestaan vormt echter geen gesloten systeem. Vanuit de omgeving stroomt voortdurend informatie binnen. De habitus van de mens is mede extern bepaald, door zijn habitat. De menswetenschappen bevestigen met nieuwe gegevens dat aanleg én milieu de voornaamste determinanten zijn van het bestaan. Omgekeerd is het evenmin waar dat het enkel de omstandigheden zijn - de maatschappijvorm, de economische verhoudingen, zijn eco-systeem, - die de mens bepalen. Het historisch materialisme is in zijn doctrinaire vorm onhoudbaar. Sartre had gelijk toen hij, in zijn Critique de la Raison Dialectique, het existentialisme poogde te enten op het historisch materialisme, ook al acht ik die poging niet geslaagd. Naar cybernetische visie is de samenleving een regelsysteem met evenveel determinanten als er deelnemende factoren zijn.
Ethisch komt het er op neer, dat de mens beter niet homo cybernans wordt genoemd als men hem niet tevens als homo cybernatus beschouwt.
De wereld waarin de mens leeft is immers niet amorf, voor elke informatie en ingreep van de mens beschikbaar - maar reeds bij voorbaat gestructureerd naar processen, ten dele door de mens zelf ingezet, die elkaar onderling beïnvloeden. Het sexuele kent zijn eigen, vrijwel onverbiddelijke regels, maar ook het economische, het politische [16] kent ze minstens evenzeer als het fysische of biotische, zij het dat met de toename van de structuur in de onderscheiden levensvormen ook de informatie-vormen toenemen en dus de gecompliceerdheid van de 'regels'. Men spreekt op de niveaus van het levende dan ook niet graag meer van natuur-wetten; maar de zaák die met die term wordt bedoeld, kan niet dan tot onze schade vergeten worden.
De mens onderdeel van sociale regelsystemen. In de bundel Seelsorge in der modernen Gesellschaft [17] beschrijft Wolfgang Böhme, hoe elke deelnemer aan een bedrijf zijn zedelijke beslissingen slechts kan nemen op grond van reeksen 'Vorentscheidungen' welke hem in feite de beslissingen uit de hand nemen. Het bedrijf is nu eenmaal opgericht voor de productie van bepaalde artikelen, in een markt die daarvoor bepaalde kansen biedt - in een streek die er bepaalde voor- èn nadelen van ondergaat, met een bepaalde bestuurs-structuur en arbeidsindeling enz. - met de toetreding tot zo'n bedrijf neemt de deelnemer a.h.w. al die Vorentscheidungen op zich. Al wie met ons mee wil gaan, die moet onze manieren verstaan! Of niet - is er nog iets aan te verwrikken, zo niet alleen, dan toch gezamenlijk?
Ieder weet wat er dan op 't spel staat. - Maar ook in de politiek zei Schermerhorn eens, ten tijde dat hij minister-president was, dat slechts 5% van zijn beslissingen een principieel karakter hadden, voor 't overige ging het steeds om technische beslissingen die politieke tegenstanders net zo zouden nemen. Binnen het sociaal-politieke proces is de (ethische) speelruimte gering!' Wij herkennen dit in het overeenkomstig regeerpatroon van de socialist Schmidt en de conservatief-liberale Giscard.
Het beroerde is dat de mens zich niet eens met deze sociale 'constraints' excuseren kan. Want de echte constraints liggen, ik moet het hier herhalen, niet in de materie - in de grondstoffen bijv. - maar in de mens zelf of althans de medemenselijkheid. In principe is met een zekere risicomarge elk probleem van materiële schaarste, energievoorziening of afval op te lossen - op voorwaarde dat er voldoende goede wil achter staat en er geen storingen optreden, zoals diefstal van plutonium, omkoping van distributie-ambtenaren of oorlog.
Van de 280 milliard dollar die de wereld jaarlijks aan bewapening uitgeeft kan vrijwel elk ander probleem opgelost worden - maar het heeft geen enkele zin daarover te piekeren, denn (met een variatie op Brecht) die Menschen, die sind nicht so. Niet de materie vormt ons fatum, en zeker niet lot, natuur of God - maar de mensheid is zichzelf tot fatum.
Wij kunnen zodoende het schema (van p. 2) ook sociaal-politiek invullen: het sociaal-politieke regelsysteem ontvangt zijn informatie van buiten en van binnen;
- elke maatschappij schakelt haar eigen soort ruis uit (in nieuwsselectie, publieke opinie, tijdgeest e.d.) - in publieke opinie en maatschappelijk leven wordt de informatie in product en effect omgezet (in P)
- terugkoppeling in beraad en opinievorming via normeringsinstanties als kerken en vormingsinstituten
- beleidsinstanties als parlement en bedrijfsraden vergaderen, al dan niet het oor lenend aan normering, al dan niet een beroep doende op het maatschappelijk 'geheugen' d.i. traditie en ervaring
- de verbindingslijn naar het stuurmechanisme is dun getekend, ministerie, directie e.d. zijn uiteraard op de hoogte van wat er via terugkoppeling wordt geinformeerd, maar zij reageren er niet automatisch, dwangmatig op, maar vanuit eigen functie, inzicht, vermogen en verantwoordelijkheid; de teruggekoppelde informatie is voor het bestuursapparaat niet signaal, maar teken en symbool; niet noodzaak maar constraint, en die doorgaans vertraagd.
4. Is de marge tussen constraint of conditio en necessitas dus wel breed genoeg voor het ethische?
Spelen de constraints van het individueel-menselijk handelen zich niet af binnen het maatschappelijk proces - waarvan de constraints op hun beurt weer afhankelijk zijn van de individueel-menselijke processen? Moeten we hier niet spreken van kortsluiting, waarvan de dwangmatigheid ons enkel daarom niet bewust is omdat de samenhang van die processen zo ingewikkeld en onoverzichtelijk is? Moet het geheel toch niet begrepen worden als een uiterst gedifferentieerde en gecompliceerde cybernetische structuur, die we dan naar believen natuurlijk, godsdienstig, historisch-materialistisch dan wel structuralistisch kunnen interpreteren?
Ook een combinatie van deze interpretaties is mogelijk ... Of blijft er toch in de mens - waar zouden we 't anders moeten zoeken? - een uiteindelijke originaliteit en creativiteit, die het omvattende systeem transcendeert? Zijn beide opvattingen misschien mogelijk, beide in strikte zin onbewijsbaar, beide evenwaardig ook - kwestie dus van optiek? Misschien toch niet alleen optiek of optie. Wij kunnen het individueel menselijk bestaan wel opgebouwd zien uit veelvuldige elkander beïnvloedende regelprocessen tot een uiterst gecompliceerd en gedifferentieerd geheel, - welk geheel op zijn beurt ingebouwd zit in een veelvoud van samenhangende maatschappelijke en kosmische processen - zodat er een continue scala lijkt te ontstaan van de kleinste atoomkern via steeds omvattender systemen tot het heelal: dan nog valt er bij de mens-eenheid een caesuur.
De mens heeft namelijk de impertinentie om over die oneindigheid in hem en boven hem na te denken en zichzelf te zién tussen beide afgronden (Pascal). Ik ben niet louter object van in- en uitwendige regelprocessen, want op dit ogenblik kan mijn hand erover schrijven!
Zoeken wij nader hoe dit toegaat. Wij citeerden Nauta c.s., dat bij de mens de informatie in drie vormen inkomt: als signaal, als signe en als symbool. Het laatste laat voldoende distantie tot het informerend gegeven om eigen interpretatie nodig te maken en alternatieve consequenties te trekken. Zijn symbolen dan niet nauw gelieerd aan het signum en bovendien sociaal-cultureel geconditioneerd? Blijkbaar niet: de foto van een verhongerend kind uit een der Sahel-landen, een rode vlag of een heilig boek kan geheel verschillende gedragingen uitlokken. Een verdere onderscheiding van Nauta kan ons dit helpen verstaan, wanneer hij zegt dat de informatie - signaal, signe of symbool- werkt op drie niveaus: een syntactisch, een semantisch en een pragmatisch niveau.
Syntactisch: wij verstaan de informatie.
Semantisch: wij begrijpen haar betekenis.
Pragmatisch: wij reageren.
Het onderscheid is zinvol genoeg als wij moeten toegeven, dat bijv. informatie (nu in de gewone, noetische betekenis van het woord) betreffende het racisme niet voldoende is om voldoende steun te krijgen voor het Program to Combat Racism van de Wereldraad van Kerken. Semantische interpretatie is niet genoeg. Nogmaals: hoe is het geven en interpreteren van symbolen als nieuwe informatie mogelijk? Doordat de mens in het symbool-teken toch maar de transcendente zin of boodschap verstaat - of legt ?
De nieuwe, transcendente zin verstaan wil zeggen dat de informatie zelf van transcendente aard is. De transcendente zin in de boodschap leggen wil zeggen dat het ethische een transcendentaal vermogen van de mens is. Welke opvatting is de juiste? De uitsluitend transcendente interpretatie van het ethische verbreekt de beklemming der immanentie en opent de mogelijkheden van de vrijheid; zij loopt echter het gevaar de gegevens, ook de gegeven mogelijkheden onder de voet te lopen: fiatiustitia pereat mundus.
De uitsluitend transcendent ale interpretatie van het ethische sluit in volle erkenning van de mens als subject van het oordelen en handelen; zij loopt het gevaar de mens te overschatten en zijn creativiteit te overvragen. We zullen beide interpretaties complementair moeten denken - zoals in de christelijke leer van de heilige Geest is geschied. Buber noemt de joodse profeten 'Deuter': zij herkenden de wereldlijke gebeurtenissen in hun meerwaarde als tekenen vanuit de hemel, herkend door hun profetisch vermogen. - Maar wie verbeeldt zich in de tegenwoordige tijd nog profeet te zijn? Wie beschikt er nog over onfeilbaarheid ?
Van dergelijke transcendente zekerheden zien we alleen maar ellendige gevolgen. Tenzij wij met de franse wijsgeer Emmanuel Levinas [18] het transcendente zien verschijnen in het gelaat van de medemens - en uitsluitend daar: en dan met name de zwakke, vernederde medemens, wiens loutere 'proximité' reeds een inbreuk betekent op mijn zelfhandhaving, als een waarheid die al mijn ideeën en leefregels beschaamt.
Mogelijk dat deze visie van Levinas ons helpen kan bij een fundamentele antinomie, waarop we met een cybernetisch ethiek-model stuiten. Het is immers duidelijk dat elke ethiek uitlopen moet op macro-ethiek, op richtlijnen voor een verantwoordelijk mondiaal handelen inzake ecologie, sociale en internationale politiek, voedsel- en grondstoffenproblemen enz. - zie de rapporten van de Club van Rome.
Anderzijds is niet minder duidelijk de individualiserende tendens, een zich onttrekken aan de globale regelingen en instellingen - zie het hippy-domen de actiegroepen onder mensen, en het streven naar self-reliance in de ontwikkelingslanden. Dit terug-zoeken naar een humaan bestek dient zich aan als een sociaal-economische noodwendigheid met een onmiskenbaar ethische inslag! Die twee tendenties zijn volmaakt met elkaar in strijd; valt er iets te rijmen? Dwingen de omstandigheden, dwingt de natuurlijk-cultuurlijke evolutie niet tot een werelddictatuur waarvoor veel humaniteit wijken moet - beyond freedom and dignity[19]? Of valt de humaniteit alleen te redden langs de wegen van het anarchisme? Is er nog een derde mogelijkheid, een die aan beide eisen recht zou doen?
Ik meen dat juist hier het cybernetisch model helpen kan. Wij wezen op de (enkele)mens, die een caesuur vormt in de opeenvolgende integratie van als maar meer omvattende regelkringen. De regelkringen zijn voor de mens, die in de infonnatie de symbolische meerwaarde, dus de alternatieven, ontdekt, die aldus in de informatie het appèl (en niet enkel de dwang) tot antwoordend handelen verstaat, wel vol constraints maar niet gesloten. Hij wordt geconditioneerd, maar niet gedetermineerd - al mogen we niet vergeten dat de rollen op aarde ongelijk zijn verdeeld: wie een vrij en toch vast-gesalarieerd beroep uitoefent, in het Westen woont en ook nog een blanke huid hezit heeft makkelijk praten . ..
De gevaren van de regel-processen moeten voortdurend en hardnekkig door bevrijding en democratisering van het mensenbestaan worden bestreden. Maar dan kunnen we ook ontdekken dat op alle onderdelen en fasen van het maatschappelijk proces mensen zitten: bij de informatie, bij de ruis ook, bij de terugkoppeling via normering, geheugen, regulering, besturing.
Het symboliserend vermogen schept - op alle punten in het proces! - ruimte voor een ethische interpretatie, keuze en reactie; het verloop van die processen, met alle communicatie-verbindingen, laat tijd voor ethische reactie. Toch is elk afzonderlijk mens vrijwel machteloos tussen de constraints ingeklemd; alleen de sterken kunnen zich er ethisch handhaven. Wanneer die afzonderlijke mensen op eenzame posten echter zouden communiceren, dan zouden hun ethische impulsen zich niet alleen optellen maar ook - in alle wederkerige beïnvloeding en terugkoppeling - vermenigvuldigen.
Individualisme frustreert het ethische. Het ethische vergt planning, strategie, en dus ook communicatie. Zo zien we de wetenschappen bezig o.m. in de Pugwash-beweging. En in de Wereldraad van Kerken blijft het Christendom niet meer afzijdig van politiek en macro-ethiek.
5. Epiloog.
Homo cybernans - homo cybernatus -laten we 't maar houden op de equivoque term homo cyberneticus, zoals ook de menselijke macht of het beheersings-vermogen equivoque is en blijft. Met de toegenomen mogelijkheden tot rationalisering en tot ethisch handelen nam ook het formaat van onze blunders en het effect van (im)moreel gedrag toe, tot het ondraaglijke.
Die Moral der Geschichte? T.o. de deontologische en teleologische ethiek hun synthese: het cybernetisch model. De homo cyberneticus overschatte zijn macht niet, en ònderschatte zijn verantwoordelijkheid niet. Het 'gnoti seauton' blijve hem aanbevolen, vooral wanneer hij zich zelf als een knooppunt in het grote regel-proces dat wereld heet blijft zien.
En wie het fatum van dit proces, waarbinnen hij met zijn eigen menszijn en met zijn medemensen zit opgescheept, als opdracht en geschenk kan zien, kent geen fatum meer maar hoop.
1977
H.J. Heering
[1] Van Peursen, Bertels, Nauta, Informatie p. 158 - Aula, 1968, te citeren: P.B.N.
[2] D. Nauta, The meaning of information, Den Haag, 1970, p. 19.
[3] P.B.N. 61.
[4] Zie N. Wiener, God, mens en machine, Rotterdam '66, voorwoord.
[5] S. T. Bok, Cybernetica,Aula, p. 17, 237vv.
[6] J. Eekels, 'Cybernetica, een teken van tegenspraak', in: Amersfoortse Stemmen jg. 1971, p. 129.
[7] Nauta, The meaning of information, p. 177vv, 213.
[8] E. Morin, Le paradigme perdu, Ed. du Seuil, 1974p. 115; over 'le double'; ook S. Langer, Philosophy in a new key, Harvard University Press 1960.
[9] Toegegeven dat in de computer-wereld men veelal van symbool spreekt waar Nauta de term teken gebruiken wil. Hier ligt echter een principiële kwestie; in Nauta's opvatting van symbool ligt een zekere mate van interpretatie-vrijheid op grond van de meerwaardigheid van het symbool - en het is de vraag of een machine op een dergelijke Urteilskraft kan worden afgestemd. Moderne apparaten brengen het daarin ver, kunnen converseren en schaken. D.w.z. zij zijn aldus door de mens geprogrammeerd; zij kunnen wel alle verstrekte gegevens in het keurslijf van hun programma persen; zij kunnen aan de andere kant nooit buiten hun boekje gaan. Dat laatste blijft aan de mens zelf voorbehouden, ten goede en ten kwade - voor zover althans die mens niet zelf een geprogrammeerd wezen is - quod est demonstrandum.
[10] Die Industrie ist das wirkliche geschichtliche Verhaltnis der Natur und daher der Naturwissenschaft zum Menschen. . . Die Geschichte selbst ist ein wirklicher Teil der Naturgeschichte, des Werdens der Natur zum Menschen. . . Indem aber für den sozialistischen Menschen die ganze sogenannte Weltgeschichte nichts anderes ist als die Erzeugung des Menschen durch die menschliche Arbeit. . . Also die Gesellschaft ist die vollendete Wesenseinheit des Menschen mit der Natur, die wahre Resurrektion der Natur, der durchgeführte Naturalismus des Menschen und der durchgeführte Humanismus der Natur. - Marx, Nationalökonomie und Philosophie, 1844, in: Die Fruhschritten resp. p. 244, 245, 247v, 237. Zie ook de citaten van Marx en Engels in E. Bereschevnykh, The secret of Man's Being, Moskow, 1972.
[11] Alvin Toffler spreekt onder meer over "the concept of transcience"(p 49v). Hij onderscheidt vijf relatietypes en tijd als bepalend voor het sociale leefklimaat. Transcience gaat in op het effect dat ontstaat als onze ervaringen groter in getal maar korter van duur zijn. [LK: deze noot staat niet in het origineel]
[12] 'Dominant desormais son environnement, l'homme n'avait plus devant soi d'adversaire serieux que lui-meme' - Jaques Monod, Le hasard et la necessite, Ed. du Seuil, 1970, p. 178.
[13] De Ingenieur. 4-9-1975, p. 704vv.
[14] Zie S. T. Bok, Cybernetica,Auto, p. 195v,240; P. Grimaldi, Plaidoyerpour I'homme de demain, Maison Mame, 1973, p. 68.
[15] P. Ricœur, Le volontaire et l'involontaire, Paris, Seuil, 1950.
[16] zie bijv. Ricœur, Histoire et Verite, Ed. du Seuil, 1955, p. 260 vv.
[17] Furche Verlag, 1961.
[18] Zie zijn Totalité et Intini, Den Haag, 1974.
[19] Titel van B. F. Skinner's boek (1971), dat op grond van een beha vioristische psychologie een manipulerend regime der elite voorstaat. - Trouwens ook D. Nauta noemt zijn cybernetisch model een veredeld behaviorisme (a.w. 221, d. 71)!