483

bewust is; zoodat alzoo alles, wat tot zijn geheugen of zijne verbeelding betrekking heeft, met het verstand vergeleken naauwlijks van eenig belang is, gelijk ik reeds in de vorige aanm. gezegd heb.

Stelling XL. Naarmate eenig ding meer volkomenheid heeft, handelt het meer en lijdt het minder, en omgekeerd, naar mate het meer handelt des te volkomener is het.

Bewijs. Naarmate eenig ding volkomener is, heeft het des te meer werkelijkheid (volgens bep. 6 deel 2), en bij gevolg (volgens stell. 3 deel 3 met de aanm.) handelt het meer en lijdt het minder; welk bewijs in omgekeerde volgorde eveneens voortgaat; waaruit volgt, dat een ding daarentegen des te volmaakter is, naar mate het meer handelt; w.t.b.w.

Bijstelling. Hieruit volgt, dat het deel van den geest, hetwelk overblijft, van welke grootte het zij, volkomener is dan het overige. Want het eeuwige deel van den geest (volgens stell. 23 en 29 van dit deel) is het verstand, waardoor alleen wij gezegd worden >>


aantal woorden: 162