482

aldus den dood naauwlijks vreezen. Doch opdat dit duidelijk begrepen worde, moeten wij hier opmerken, dat wij in aanhoudende afwisseling leven, en naarmate wij in beter of in slechter veranderen, gelukkig of ongelukkig genoemd worden. Want die van zuigeling of kind in een lijk overgaat wordt ongelukkig genoemd, en daarentegen wordt het aan geluk toegekend, dat wij onzen geheelen levensloop met eenen gezonden geest in een gezond ligchaam hebben kunnen doorbrengen. En in waarheid hij, die een ligchaam heeft als een zuigeling of een kind, dat tot zeer weinig geschikt is, en grootelijks van uitwendige oorzaken afhangt, heeft eenen geest, die op zichzelven beschouwd bijna niet bewust is noch van zichzelven noch van God, noch van de dingen. In dit leven trachten wij dus vooral, dat het ligchaam der kindsheid in een ander, voorzooveel zijne natuur toelaat en daarvoor voordeelig is, veranderd worde, dat tot zeer veel geschikt is, en op eenen geest betrekking heeft, die van zich zelven en God en de dingen zeer veel >>


aantal woorden: 167