481

magt om de aandoeningen des ligchaams te schikken en aaneen te schakelen volgens de volgorde van het verstand, en bij gevolg om te maken (volgens stell. 14 van dit deel) dat alle aandoeningen des ligchaams tot het denkbeeld van God worden teruggebragt, waardoor geschieden zal (volgens stell. 15 van dit deel) dat hij aangedaan wordt met liefde jegens God, die (volgens stell. 16 van dit deel) het grootste gedeelte van den geest moet innemen of daarstellen; en dus (volgens stell. 33 van dit deel) heeft hij eenen geest, waarvan het grootste deel eeuwig is; w.t.b.w.

Aanmerking. Omdat de menschelijke ligchamen tot zeer vele dingen geschikt zijn, is er geen twijfel, of zij kunnen van zulk eene natuur wezen, dat zij op geesten betrekking hebben, die groote kennis hebben van God en van zich zelven, en waarvan het grootste of voornaamste deel eeuwig is, en die >>


aantal woorden: 146