479

twijfelt.

Stelling XXXVIII. Naarmate de geest meer dingen door de tweede en derde soort van kennis begrijpt, lijdt hij zelf minder van de hartstogten, die slecht zijn, en vreest hij den dood minder.

Bewijs. De wezenheid van den geest bestaat in de kennis (volgens stell. 11 deel 2). Naar mate dus de geest meer dingen door de tweede en derde soort van kennis kent, blijft er een grooter deel van hem over (volgens stell. 29 en 23 van dit deel), en bij gevolg (volgens de voorg. stell.) wordt een grooter deel van hem niet getroffen door de hartstogten, die met onze natuur in strijd zijn, dat is (volgens stell. 30 deel 4) die kwaad zijn. Naarmate dus de geest meer dingen door de tweede en derde soort van kennis begrijpt, blijft een grooter deel van hem ongedeerd, en lijdt hij dus minder van de hartstogten enz. w.t.b.w.

Aanmerking. Hieruit begrijpen wij wat ik in aanm. stell. 39 deel 4 heb aangevoerd en beloofd heb in dit deel te verklaren; namelijk, dat de dood >>


aantal woorden: 174