![]() |
kennis ontstaat, is eeuwig. Bewijs. De derde soort van kennis toch (volgens stell. 31 van dit deel en o.k.w. 3 deel 1) is eeuwig; en dus (volgens dezelfde o.k.w. deel 1) is de liefde, die uit dezelve ontstaat, ook noodzakelijk eeuwig; w.t.b.w. Aanmerking. Ofschoon deze liefde jegens God geen begin gehad heeft (volgens vor. stell.) zoo heeft zij toch al de volkomenheden der liefde, evenals of zij ontstaan was, zooals wij in de bijst. van de vorige stell. verdicht hebben. En hier is in 't geheel geen onderscheid, behalve dat de geest deze zelfde volkomenheden, die wij nu verdicht hebben, dat hem toevallen, eeuwig gehad heeft, en wel verbonden met het denkbeeld van God als eeuwige oorzaak. Bijaldien de blijdschap in den overgang tot eene grootere volkomenheid bestaat, dan moet zeker de zaligheid daarin bestaan, dat de geest met de volkomenheid zelven begaafd is. Stelling XXXIV. De geest is slechts zoolang het ligchaam duurt onderhevig aan de hartstogten, die tot de lijdende toestanden worden teruggebragt. aantal woorden: 165 |