![]() |
Gods zelve, voorzoover deze het noodzakelijke bestaan insluit (volgens bep. 8 deel 1). De dingen dus onder den vorm der eeuwigheid te denken is de dingen te denken, voorzoover zij door middel van de wezenheid Gods als werkelijke wezens gedacht worden, of voorzoover zij door de wezenheid Gods het bestaan insluiten. Voorzoover dus onze geest zichzelven en het ligchaam onder den vorm der eeuwigheid denkt, inzooverre heeft hij noodzakelijk kennis van God, en weet hij enz. w.t.b.w. Stelling XXXI. De derde soort van kennis hangt van den geest, als van hare werkelijke oorzaak af, voorzoover de geest zelf eeuwig is. Bewijs. De geest denkt niets onder den vorm der eeuwigheid, behalve voorzoover hij de wezenheid zijns ligchaams onder den vorm der eeuwigheid denkt (volgens stell. 29 van dit deel), dat is (volgens stell. 21 en 23 van dit deel) behalve voorzoover hij eeuwig is. Derhalve (volgens de vorige stell) voorzoover hij eeuwig is, heeft hij kennis van God, welke kennis noodzakelijk eeuwig is (volgens stell 46 deel 2); en dus is de geest, voorzoover hij eeuwig is, geschikt om al die dingen te leeren >> aantal woorden: 185 |