466

God. En derhalve (volgens stell. 28 deel 4) is de hoogste deugd van den geest, dat is (volgens bep. 8 deel 4) het vermogen of de natuur van den geest, of (volgens stell. 7 deel 3) zijn hoogste poging de dingen volgens de derde soort van kennis te begrijpen.

Stelling XXVI. Naarmate de geest geschikter is om de dingen volgens de derde soort van kennis te begrijpen, des te meer begeert hij, de dingen volgens deze soort van kennis te begrijpen.

Bewijs. Dit blijkt. Want voorzoover wij denken, dat de geest geschikt is, om de dingen volgens deze soort van kennis te begrijpen, denken wij hem bepaald om de dingen volgens dezelfde soort van kennis te begrijpen, en bijgevolg (volgens bep. 1 der hartstt) naarmate de geest hiertoe geschikter is, begeert hij dit des te meer; w.t.b.w.

Stelling XXVII. Uit deze derde soort van kennis volgt de grootst mogelijke tevredenheid met zichzelven.

Bewijs. De grootste deugd van den geest is God te kennen (volgens stell. 28 deel 4), of de dingen met de derde soort van kennis te begrijpen (volgens stell. 25 van dit deel); welke deugd des te grooter is, naarmate de geest de dingen meer met deze soort van kennis kent (volg. >>


aantal woorden: 205