463

lijk een denkbeeld, dat de wezenheid van dit en dat menschelijk ligchaam onder den vorm der eeuwigheid uitdrukt.

Bewijs. God is niet alleen de oorzaak van het bestaan van dit en dat menschelijk ligchaam, maar ook van zijne wezenheid (volgens stell 25 deel 1), welke daarom noodzakelijk met behulp van de wezenheid Gods zelve moet gedacht worden (volgens o.k.w. 4 deel 1), en dat wel met eene eeuwige noodzakelijkheid (volgens stell 16 deel 1), welk begrip in God noodzakelijk bestaan moet (volgens stell. 3 deel 2); w.t.b.w.

Stelling XXIII. De menschelijke geest kan met het ligchaam niet geheel vernietigd worden, maar er blijft iets van over dat eeuwig is.

Bewijs. In God is echter noodzakelijk een begrip of denkbeeld, dat de wezenheid van het menschelijke ligchaam uitdrukt (volgens de vor. stell.), hetwelk daarom noodzakelijk iets is, dat tot de wezenheid van den menschelijken geest behoort (volgens stell. 13 deel 2). Doch aan den menschelijken geest kennen wij geene voortduring toe, die door den tijd kan bepaald worden, behalve voorzoover hij het werkelijke bestaan des ligchaams dat door voortduring wordt geopenbaard en door tijd kan bepaald worden, uitdrukt, dat is (volgens bijst. stell. 8 deel 2) wij kennen aan hem geene voortduring >>


aantal woorden: 202