460

wordt aangetast; of wanneer wij de hartstogten van één en denzelfden mensch met elkander vergelijken, en bevinden, dat dezelfde door éénen hartstogt meer dan door eenen anderen aangedaan of bewogen wordt. Want (volgens stell. 5 deel 4) de kracht van elken hartstogt wordt bepaald door de magt eener uitwendige oorzaak met de onze vergeleken. Het vermogen echter van den geest wordt alleen door het denken bepaald; zijn onvermogen echter of lijden alleen door het gemis van kennis, dat is, zij wordt naar datgene, waardoor de denkbeelden onvolledig heeten, geschat. Hieruit volgt, dat die geest het meest lijdt, welks grootste deel door onvolledige denkbeelden gevormd wordt, zoodat hij meer door hetgeen hij lijdt dan door hetgeen hij doet onderkend wordt; en dat die daarentegen het meest handelt, welks grootste deel door volledige denkbeelden gevormd wordt, zoodat, al zijn in dezen even veel onvolledige denkbeelden als in genen, deze toch meer door die, welke aan de menschelijke deugd worden toegekend, dan door die, welke het menschelijk onvermogen aanwijzen, onderkend wordt. Verder moet aangemerkt worden, dat verdriet en ongeluk der ziel vooral ontstaat uit te groote liefde jegens een ding, dat >>


aantal woorden: 189