451

de grootste tevredenheid van geest ontstaat (volgens stell. 52 deel 4), en dat de menschen, zoowel als de overige dingen volgens de noodzakelijkheid der natuur handelen: dan zal de beleediging of de haat, welke daaruit gewoonlijk ontstaat, het kleinste gedeelte van onze verbeelding innemen en gemakkelijk overwonnen worden; of indien de toorn, welke uit zeer groote beleedigingen pleegt te ontstaan, niet zoo gemakkelijk overwonnen wordt, zal die toch, al is het niet zonder weifeling, in veel korter tijdsverloop overwonnen worden dan indien wij dit niet alzoo te voren overdacht hadden, zooals blijkt uit stell. 6, 7, 8 van dit deel. Over de manhaftigheid tot het afleggen van vrees moet evenzoo gedacht worden; men moet namelijk de gewone gevaren des levens optellen en zich dikwijls verbeelden, en hoe zij door tegenwoordigheid van geest en moed het best afgeweerd kunnen worden. Doch men moet opmerken, dat wij bij het rangschikken onzer gedachten en verbeeldingen (volgens bijst. stell. 63 deel 4 en stell. 59 deel 3) steeds moeten letten op datgene, wat in elk ding goed is, opdat wij aldus steeds door den hartstogt van blijdschap tot handelen bepaald worden. Bij voorbeeld, indien iemand ziet, dat hij den roem te veel najaagt, dan denke hij over het goed gebruik daarvan, en waartoe hij moet >>


aantal woorden: 212