450

nen, zoolang wij geene volmaakte kennis van onze hartstogten hebben, is eenen goeden levensregel of vaste beginselen van leven te denken en in het geheugen te prenten, en die op de bijzondere dingen, die ons in het leven dikwijls ontmoeten, aanhoudend toe te passen, opdat alzoo onze verbeelding daardoor ruim aangedaan worde, en zij steeds voor ons bij de hand zijn. Wij hebben b.v. onder de levensvoorschriften gesteld (zie stell. 46 deel 4 met de aanm.) dat haat door liefde en edelmoedigheid moet overwonnen, niet door wederkeerigen haat vergolden worden. Om echter dit voorschrift der rede steeds bij de hand te hebben, wanneer het noodig is, moeten de gewone beleedigingen der menschen bedacht en dikwijls bepeinsd worden, en tevens hoe men die het best door edelmoedigheid kan afweren. Zoo toch zullen wij de beeldtenis der beleediging met de verbeelding van dit leerstuk verbinden, en het zal (volgens stell. 18 deel 2) ons altijd bij de hand wezen, wanneer ons onregt wordt aangedaan. Bijaldien wij ook de gedachte aan ons waarachtig belang in gereedheid hebben, en ook die van het goed, dat uit wederkeerige vriendschap en gemeenschappelijke zamenleving volgt, en daarenboven, dat uit de goede manier van leven >>


aantal woorden: 198