445

noodzakelijk zijn (volgens stell. 29 deel 1) en door eene oneindige aaneenschakeling van oorzaken bepaald worden om te bestaan en te handelen (volgens stell. 28 deel 1). En dus bewerkt hij (volgens de vor. stell.) in zooverre, dat hij van de hartstogten, die daaruit ontstaan, minder lijdt en (volgens stell. 48 deel 3) minder ten opzigte daarvan wordt aangedaan; w.t.b.w.

Aanmerking. Naarmate deze kennis, namelijk dat de dingen noodzakelijk zijn, meer ten opzigte van de enkele dingen, die wij ons duidelijker en levendiger verbeelden, plaats heeft, is dit vermogen van den geest over de hartstogten grooter, hetgeen ook de ondervinding zelve getuigt. Want wij zien, dat de droefheid over eenig goed, dat vergaan is, verzacht wordt, zoodra als hij, die het verloren heeft, inziet, dat dit goed op geenerlei wijs kon behouden worden. Zoo zien wij ook, dat niemand medelijden heeft met een kind, omdat het niet weet te spreken, te wandelen, te redeneren, en eindelijk omdat het zoovele jaren als zonder bewustzijn van zichzelven leeft. Maar indien de meesten als volwassenen, en de een of ander als kind geboren werd, dan zou ieder medelijden hebben met kinderen; dewijl hij dan de kindsheid zelve niet als een natuurlijk en noodzakelijk ding, maar als een gebrek of eenen misslag der natuur zou aanmerken. En van dezen aard zouden wij verscheidene andere >>


aantal woorden: 221