schelijke natuur zóó gesteld is, dat ieder de overigen volgens zijn inzigt wil doen leven (zie aanm. stell. 31. deel 3): welke neiging in een mensch, die niet door de rede geleid wordt, een lijdende toestand is, welke eerzucht genoemd wordt, en niet veel van trotschheid verschilt; en daarentegen in eenen mensch, die volgens het voorschrift der rede leeft, eene handeling of deugd is, welke vroomheid genoemd wordt. Zie aanm. 1 stell. 37 deel 4 en het tweede bewijs van dezelfde stell. En op deze wijs zijn alle neigingen of begeerten slechts in zooverre lijdende toestanden, als zij uit onvolledige denkbeelden ontstaan; en dezelve worden tot deugden gerekend, wanneer zij door volledige denkbeelden opgewekt of voortgebragt worden. Want alle begeerten, waardoor wij bepaald worden, om iets te verrigten, kunnen zoowel uit volledige als uit onvolledige denkbeelden ontstaan. Zie stell. 59. deel 4. En boven dit geneesmiddel der hartstogten (opdat ik wederkeere tot hetgeen, waarvan ik ben uitgegaan), hetgeen namelijk in hunne ware kennis bestaat, kan geen ander, voortreffelijker, dat van onze magt afhangt, uitgedacht worden, daar er geen ander vermogen van den geest bestaat behalve dat om te denken en volledige >> aantal woorden: 192 |
|