togt zelven, voorzoover die op den geest alleen wordt teruggebragt, alleen door de rede onderscheiden worden (volgens stell. 21. deel. 2 met de aanm.); en dus (volgens stell. 3 deel 3) zal de hartstogt ophouden een lijdende toestand te zijn; w.t.b.w. Bijstell. Dus is de hartstogt des te meer in onze magt en lijdt de geest daarvan des te minder, naarmate hij ons meer bekend is. Stelling IV. Er is geene aandoening des ligchaams, waarvan wij niet eenig helder en duidelijk begrip kunnen vormen. Bewijs. Wat aan alleen gemeen is, kan niet anders dan volledig opgevat worden volgens stell. 38 deel 2). Dus is er (volgens stell. 12 en hulpst. 2 achter stell. 13 deel 2) geene aandoening des ligchaams, waarvan wij niet eenig helder en duidelijk begrip kunnen vormen. Bijstelling. Hieruit volgt, dat er geene aandoening bestaat, waarvan wij niet eenig helder en duidelijk begrip kunnen vormen. Een hartstogt toch is het denkbeeld van eene aandoening des ligchaams (volgens de algem. bep. des hartst.), dat daarom (volgens de vorige stell.) eenig helder en duidelijk begrip moet insluiten. Aanmerking. Nademaal er niets bestaat, waaruit niet eenig gevolg voortvloeit (volgens stell. 36 deel 1), en wij alles, wat uit een denkbeeld, dat in >> aantal woorden: 203 |
|