Zedekunde.Vijfde deel.Over het vermogen van het verstand of over de menschelijke vrijheid.Voorberigt. Ik ga eindelijk over tot het tweede deel der zedekunde, hetwelk handelt over de wijze of den weg, die tot de vrijheid voert. Hier zal ik dus over het vermogen der rede handelen, aan toonende, wat de rede zelve op de hartstogten vermag, en eindelijk, wat de vrijheid van den geest of de zaligheid is; waaruit wij zien zullen, hoeveel voortreffelijker de wijze is dan de onkundige. Hoe en op welke wijs echter het verstand moet volmaakt worden, en eindelijk met welke kunst het ligchaam moet verzorgd worden om zijne taak goed te kunnen vervullen, behoort niet hier ter plaatse; want dit ziet op de geneeskunst, dat op de redeneerkunst. Hoe zal ik dus, gelijk gezegd is, alleen over het vermogen van den geest of de rede handelen, en voor alles aantoonen, hoe groot en hoedanig eene heerschappij deze over de hartstogten heeft, om ze te beperken en te besturen. Want dat wij geene volstrekte heerschappij over ons >> aantal woorden: 180 |
|