![]() |
dergelijke dingen, die wij in het vorige hebben opgemerkt; en dus tracht hij, zooveel hij kan, gelijk wij gezegd hebben, goed te handelen en zich te verblijden. Hoe ver evenwel de menschelijke deugd zich om dit te bereiken uitstrekt en wat zij kan, zal ik in het volgende deel aantoonen. Aanhangsel. Wat ik in dit deel over de goede manier van leven heb medegedeeld, is, niet zoo gerangschikt dat het met eenen opslag kan gezien worden, maar het is verspreid door mij bewezen, namelijk zoo als ik het ééne gemakkelijker uit het andere heb kunnen afleiden. Dus heb ik mij voorgesteld hetzelfde hier te verzamelen en onder hoofdstukken te brengen. Hoofdst. I. Al onze pogingen of begeerten volgen zóó uit de noodzakelijkeheid onzer natuur, dat zij of door haar alleen als door hunne naaste oorzaak kunnen begrepen worden, of voorzoover wij een deel der natuur zijn, dat op zich zelf zondere andere enkelwezens niet volledig kan gedacht worden. Hoofdst. II. De begeerten, die zóó uit onze natuur volgen, dat zij door haar al- >> aantal woorden: 177 |