met bedrog te handelen deugd wezen (volgens stell. 24 van dit deel), en bij gevolg (volgens dezelfde stell.) zou het voor een ieder, om zijn bestaan te bewaren, meer geraden wezen met bedrog te handelen, dat is (gelijk vanzelf spreekt) het zou voor de menschen meer geraden wezen alleen in woorden overeen te komen, maar in den daad vijandig te wezen; hetgeen (volgens bijstell. stell. 31 van dit deel) ongerijmd is. Dus handelt een vrij mensch enz; w.t.b.w. Aanmerking. Indien nu gevraagd wordt, „wat, indien iemand zich door kwade trouw uit aanwezig doodsgevaar bevrijden kon, leert dan de zorg voor het bewaren van zijn bestaan niet volstrekt, dat hij trouweloos zijn moet?” dan zal op dezelfde wijs geantwoord worden: „Indien de rede dit aanraadt, dan raadt zij het dus aan alle menschen, en dus raadt dan de rede volstrekt aan de menschen, om slechts met bedrog overeen te komen hunne krachten te verbinden en gemeenschappelijke regten te hebben, dat is, om in den daad geen gemeenschappelijke regten te hebben; hetgeen ongerijmd is.” aantal woorden: 172 |
|