![]() |
het ogenblik aangenaam zijn, kan beperkt worden, waarover men zie stell. 18 van dit deel. Stelling LXIII. Die door vrees geleid wordt, en het goede doet om het kwaad te vermijden, wordt niet door de rede geleid. Bewijs. Alle hartstogten, die tot den geest, voorzoover hij handelt, dat is (volgens stell. 3 deel 3), die tot de rede teruggebragt worden, zijn geen andere dan de hartstogten van blijdschap en begeerte (volgens stell. 59 deel 3.). En dus (volgens bep. 13 der hartst.) die door vrees geleid wordt en het goede uit vrees voor het kwaad doet, wordt niet door de rede geleid; w.t.b.w. Aanm. I. De bijgeloovigen, die meer verstaan de ondeugden te bestraffen dan de deugden te onderwijzen, en die de menschen niet door de rede trachten te leiden maar door vrees zoo te beheerschen, dat zij liever het kwaad ontvlugten dan de deugden liefhebben, trachten naar niets anders dan om anderen even ongelukkig te maken als zij zelve zijn en hier is het geen wonder, indien zij meestal voor de menschen lastig en hatelijk zijn. aantal woorden: 178 |