398

gedacht wordt. Indien dus iemand door toorn of haat bewogen bepaald wordt om zijne hand te sluiten of zijnen arm te bewegen, dan gebeurt dit, gelijk wij in het tweede deel hebben aangetoond, omdat eene en dezelfde handeling kan verbonden worden met allerlei beelden van dingen; en dus kunnen wij zoowel door die beelden van dingen, welke wij verward, als door die, welke wij helder en duidelijk denken, tot ééne en dezelfde handeling bepaald worden. Dus blijkt het, dat alle begeerte, die uit eenen hartstogt, welke een lijdende toestand is, ontstaat, nutteloos zou zijn, indien de menschen door de rede konden geleid worden. Laat ons nu zien, waarom de begeerte, die uit eenen hartstogt, welke een lijdende toestand is, ontstaat, door ons blind genoemd wordt.

Stelling LX. De begeerte, die ontstaat uit blijdschap of droefheid, welke tot één of eenige maar niet tot alle deelen des ligchaams betrekking heeft, let niet op de nuttigheid van den geheelen mensch.

Bewijs. Stel b.v. dat een deel of van het ligchaam door eenige uitwendige oorzaak zoo versterkt wordt, dat het sterker wordt dan de overige (volgens stell. 6 van dit deel) dan zal dit deel zijne krachten daarom niet trachten te verliezen, opdat de overige deelen des ligchaams hunne taak zouden vervullen. Want >>


aantal woorden: 212