standvastig, en dus, indien de faam niet bewaard wordt, veroudert zij spoedig, ja omdat allen de toejuiching des volks begeeren te verwerven, belemmert ieder ligtelijk de faam van den anderen, waaruit, dewijl over het grootste goed, dat men waardeert, gestreden wordt, een groot lust ontstaat om elkander op allerlei wijs te verdrukken, en hij, die eindelijk overwint, zich mee beroemt, omdat hij den anderen heeft geschaad dan omdat hij zich zelven heeft gebaat. Dus is deze roem of tevredenheid inderdaad ijdel, omdat zij niets is. Wat over de schaamte moet gezegd worden kan men gemakkelijk opmaken uit datgene, wat wij over het medelijden en het berouw gezegd hebben. Dit alleen voeg ik er bij, dat evenals het medelijden zoo ook de schaamte, al is zij geen deugd, toch goed is, voorzoover zij aantoont, dat zij in een mensch, die beschaamd wordt, begeerte is om betamelijk te leven, evenals de smart, die inzooverre goed genoemd wordt, als zij aantoont, dat het beschadigde lid nog niet verrot is. Al is dus iemand, die zich over eene daad schaamt, >> aantal woorden: 177 |
|