393

de natuur en de eigenschappen der dingen aanwijzen. Want, gelijk ik in het voorberigt van het derde deel gezegd heb, ik beschouw de menschelijke hartstogten en hunne eigenschappen evenals de overige natuurverschijnsels. Enzeker wijzen de menschelijke hartstogten, indien al niet het vermogen en de kunst des menschen, toch die der natuur niet minder aan dan vele andere dingen die wij bewonderen en met wier beschouwing wij ons vermaken. Doch ik ga voort met omtrent de hartstogten dat aan te wijzen, wat aan de menschen voordeel aanbrengt of hun schade berokkent.

Stelling LVIII. Roem strijdt niet met de rede maar kan daaruit ontstaan.

Bewijs. Dit blijkt uit bep. 30 der hartst. en uit de bepaling van het edele, die te vinden is in aanm. 1. stell. 37 van dit deel.

Aanmerking. De zoogenaamde ijdele roem is tevredenheid met zichzelven, die alleen door de meening van het algemeen wordt gekoesterd, zoodat als deze ophoudt de tevredenheid zelve ophoudt, dat is (volgens aanm. stell. 52 van dit deel) het hoogste goed, hetwelk ieder lief heeft. Hierdoor komt het, dat hij die zich op de meening van het algemeen beroemt, met dagelijksche bekommering angstig zijn best doet, werkt en proeven neemt, om zijnen roem te bewaren. Want het gemeen is weifelend en on- >>


aantal woorden: 211