dit deel) zijn zij kwaad; w.t.b.w. Stelling XIIX. Overschatting maakt ligtelijk iemand, die overgeschat wordt, trotsch. Bewijs. Indien wij zien, dat iemand uit liefde hooger dan billijk is over ons denkt, dan zullen wij ons ligtelijk beroemen (volgens aann. stell. 41 deel 3) of door blijdschap aangedaan worden (volgens bep. 30 der hartst.), en dat goede, wat wij van ons hooren vermelden ligtelijk gelooven (volgens stell. 25 deel 3). Derhalve denken wij uit eigenliefde te hoog over onszelven, dat is (volgens bep. 28 der hartst.) wij zullen ligtelijk trotsch worden; w.t.b.w. Stelling L. Medelijden is in iemand, die volgens de leiding der rede leeft, op zichzelf kwaad en nutteloos. Bewijs. Medelijden toch is (volgens bep. 8 der hartst.) droefheid, en dus (volgens stell. 41 van dit deel) op zichzelf kwaad. Het goed echter, hetwelk daaruit volgt, namelijk dat wij den mensch, met wien wij medelijden hebben, van zijn ongeluk zoeken te bevrijden (volgens bijstell. 3 stell. 27 deel 3) begeeren wij volgens het voorschrift der rede alleen (volgens stell. 37 van dit deel), [...] en alleen door het voorschrift der rede kunnen wij iets doen, hetwelk wij zeker weten, dat goed is (volgens stell. 27 van dit deel). Dus is medelijden in iemand die volgens de leiding der rede leeft, >> aantal woorden: 211 |
|