381

bestaat niet zonder vrees. En dus kunnen (volgens stell. 41 van dit deel) deze hartstogten op zichzelve niet goed zijn, maar alleen voorzoover als zij de buitensporigheden der blijdschap kunnen beteugelen, (volgens stell. 43 van dit deel); w.t.b.w.

Aanm. Hierbij komt, dat deze hartstogten gebrek aan kennis en onvermogen van den geest aanwijzen; en daarom zijn ook gerustheid, wanhoop, vreugd en wroeging teekenen van eenen zwakken geest. Want al zijn gerustheid en vreugd hartstogten van blijdschap, zij veronderstellen toch, dat er droefheid is voorgegaan, namelijk hoop en vrees. Naarmate wij dus meer volgens het voorschrift der rede trachten te leven, trachten wij meer ons van de hoop onafhankelijk te maken, ons van de vrees te bevrijden, de fortuin, zooveel mogelijk, te beheerschen, en onze daden volgens den vasten raad der rede te besturen.

Stelling XLVIII. De hartstogten van overschatting en verachting zijn altijd kwaad.

Bewijs. Deze hartstogten toch strijden (volgens bep. 21 en 22 der hartst.) met de rede; en dus (volgens stell. 26 en 27 van >>


aantal woorden: 168