378

mits zonder overmaat, op zich zelf goed (volgens stell. 41 van dit deel). Voorzeker verbiedt niets dan een norsch en treurig bijgeloof zich te vermaken. Want waarom zou het meer betamen honger en dorst te verslaan dan de zwaarmoedigheid te verdrijven? Dit is mijne denkwijs en mijne overtuiging. Geene godheid en niemand anders dan een nijdigaard, verheugt zich over mijn onvermogen en onheil, en rekent ons tranen, snikken, vrees en andere dergelijke teekenen van een zwakke ziel als deugd toe; maar daarentegen, naar mate wij door grooter blijdschap aangedaan worden, gaan wij tot grootere volkomenheid over, dat is moeten wij meer deel hebben aan de goddelijke natuur. De dingen dus te gebruiken en er zich zooveel mogelijk mede te vermaken (ofschoon niet tot walging toe, want dat is geen vermaak) is de zaak van een wijs man. Het is zeg ik, de zaak van een wijs man zich met matige en aangename spijs en drank te verkwikken en op te knappen, als ook met reukwerk, met aangename bloeijende planten, met sieraad, muzijk, ligchaamsoefening, den schouwburg en andere dergelijke dingen, welke ieder zonder eenige schade voor een ander kan genieten. Het men- >>


aantal woorden: 192