373

Stelling XLII. De vrolijkheid kan geen overmaat hebben, maar is altijd goed, en daarentegen de zwaarmoedigheid altijd kwaad.

Bewijs. De vrolijkheid (zie daarvan de bep. in aanm. stell. 11 deel 3) is blijdschap, welke, voorzoover zij op het ligchaam betrekking heeft, daarin bestaat, dat al de deelen des ligchaams gelijkmatig zijn aangedaan, dat is (volgens stell. 11 deel 3) dat het vermogen des ligchaams om te handelen wordt vermeerderd of verminderd, zoodat al zijne deelen dezelfde verhouding van beweging en rust tot elkander verkrijgen; en dus (volgens stell. 39 van dit deel) is de vrolijkheid altijd goed, en kan geen overmaat hebben. Maar de zwaarmoedigheid (zie ook hiervan de bep. in dezelfde aanm. stell. 11 deel 3) is droefheid, welke, voorzoover zij op het ligchaam betrekking heeft, daarin bestaat, dat het vermogen om te handelen des ligchaams volstrekt verminderd of beperkt wordt; en dus (volgens stell. 38 van dit deel) is zij altijd kwaad; w.t.b.w.


aantal woorden: 155