![]() |
Bewijs. Het menschelijke ligchaam behoeft, om bewaard te worden, verscheidene andere ligchamen (volgens vereischte 4 deel 2). Maar datgene, wat de gedaante van het menschelijke ligchaam uitmaakt, bestaat daarin, dat zijne deelen hunne bewegingen op eene zekere bepaalde wijs aan elkander mededeelen (volgens bep. voor hulpstell. 4, welke men zie na stell. 13 deel 2). Wat dus maakt, dat de verhouding van beweging en rust, welke de deelen van het menschelijke ligchaam tot elkander hebben, bewaard wordt, bewaart tevens den vorm van het menschelijke ligchaam, en bewerkt bijgevolg (volgens vereischte 3 en 6 deel 2) dat het menschelijke ligchaam op vele wijzen kan aangedaan worden, en dat het desgelijks de uitwendige ligchamen op vele wijzen kan aandoen; en dus (volgens de vor. stell.) is het goed. Wat verder maakt, dat de deelen van het menschelijke ligchaam eene andere verhouding van beweging en rust aannemen, bewerkt tevens (volgens dezelfde bep. deel 2), dat het menschelijke ligchaam eene >> aantal woorden: 157 |