vermogen, dat is (volgens stell. 7 deel 3) door vergelijking van de natuur der uitwendige oorzaken met de onze bepaald worden. Hierdoor geschiedt het, dat van elken hartstogt zoovele soorten bestaan, als er soorten van voorwerpen zijn, door welke wij aangedaan worden (zie stell. 56 deel 3), en dat de menschen door één en hetzelfde voorwerp verschillend aangedaan worden (zie stell. 51 deel 3), en inzooverre van natuur verschillend zijn, en eindelijk, dat één en dezelfden mensch (volgens dezelfde stell. 15 deel 3) jegens hetzelfde voorwerp verschillend aangedaan wordt en dus in zooverre weifelend is enz.; w.t.b.w. Stelling XXXIV. Voorzoover de menschen door hartstogten, welke lijdende toestanden zijn, aangetast worden, kunnen zij met elkander in strijd zijn. Bewijs. Een mensch b.v. Petrus kan de oorzaak wezen, dat Paulus zich bedroeft, omdat hij iets heeft, dat gelijk is aan een ding hetwelk Paulus haat (volgens stell. 16 deel 3), of omdat Petrus alleen iets verkrijgt, dat Paulus zelf ook liefheeft (zie stell. >> aantal woorden: 162 |
|