noodzakelijk volgt. Zie de bep. der neiging in aanm. stell. 9 deel 3. Maar de wezenheid van de rede is niets anders dan onze geest, voorzoover hij duidelijk en onderscheidenlijk begrijpt. Zie de bep. daarvan in aanm. 2 stell. 40 deel 2. Derhalve (volgens stell. 40 deel 2) is alles, wat wij volgens de rede pogen, niets anders dan te begrijpen. Verder daar deze poging van den geest, waardoor de geest voorzoover hij redeneert zijn bestaan tracht te bewaren, niets anders is dan begrijpen (volgens het eerste deel van deze stelling) zoo is dus deze poging om te begrijpen (volgens bijst. stell. 22 van dit deel) de eerste en eenigste grondslag der deugd, en wij zullen niet om eenig doel (volgens stell. 25 van dit deel) de dingen pogen te begrijpen; maar daarentegen zal de geest voorzoover hij redeneert, niet kunnen denken, dat iets goed voor hem is behalve datgene wat tot begrijpen voert (volgens bep. 1 van dit deel); w.t.b.w. Stelling XXVII. Wij weten niet zeker, dat iets goed of kwaad is, behalve hetgeen waarlijk het begrijpen bevordert, >> aantal woorden: 180 |
|