335

hij door het bevel van eenen dwingeland, zooals Seneca, genoodzaakt wordt zijne aderen te openen, dat is een grooter kwaad door een kleiner begeert te vermijden; of eindelijk daardoor, dat verborgene uitwendige oorzaken zijne verbeelding zóó stemmen en zijn ligchaam zóó aandoen, dat dit eene andere met de vorige strijdige natuur aanneemt en waarvan het denkbeeld in den geest niet bestaan kan (volgens stell. 10 deel 3). Maar dat een mensch door de noodzakelijkheid zijner natuur zou trachten niet te bestaan of in eenen andere gedaante veranderd te worden is zóó onmogelijk als dat uit niets iets zou voortkomen, gelijk ieder met eenig klaar nadenken kan inzien.

Stelling XXI. Niemand kan begeeren gelukkig te zijn, goed te handelen en goed te leven, die niet tevens begeert te zijn, te handelen en te leven, dat is werkelijk te bestaan.

Bewijs. Het bewijs dezer stelling of liever de zaak zelve spreekt vanzelfs, en ook uit de bepaling der begeerte. Want de begeerte (volgens bep. 1 der hartst.) om gelukkig of goed te leven, te >>


aantal woorden: 173