328

daaruit te besluiten, dat het beter is niet te weten dan te weten, of dat een verstandige boven eenen dwaas in het beheerschen der hartstogten niets vooruit heeft: maar daarom dewijl het noodig is zoowel het vermogen als het onvermogen van onze natuur te leeren kennen,opdat wij kunnen bepalen, wat de rede in het beheerschen der hartstogten vermag en wat zij niet vermag; en in dit deel heb ik gezegd alleen over het onvermogen van den mensch te zullen handelen. Want over den magt der rede over de hartstogten heb ik besloten afzonderlijk te handelen.

Stelling XVIII. De begeerte, die uit blijdschap voortkomt, is, als de rest gelijk staat, sterker dan de begeerte, die uit droefheid voortkomt.

Bewijs. De begeerte is de wezenheid van den mensch zelve (volgens 1 bep. der hartst.) dat is (volgens stell. 7 deel 3) de poging, waarmede de mensch in zijn bestaan poogt te volharden. Daarom wordt de begeerte, welke uit de blijdschap voortkomt, door den >>


aantal woorden: 164