325

kwaad, voorzoover zij (volgens stell. 8 van dit deel) hartstogt is, ontstaat noodzakelijk begeerte (volgens bep. 1 der hartst.) die des te grooter is, naar mate deze hartstogt, waaruit zij ontstaat, grooter is (volg. stell. 37 deel 3.). Doch omdat deze begeerte (volgens de onderstelling) daaruit, dat wij iets naar waarheid begrijpen, ontstaat, volgt zij dus in ons voorzoover wij handelen (volgens stell. 3 deel 3). Dus moet zij door onze wezenheid alleen begrepen worden (volgens bep. 2 deel 3); en dus (volgens stell. 7 deel. 3) moeten haar kracht en aanwas door het vermogen des menschen alleen bepaald worden. Verder zullen de begeerten, die uit de hartstogten, waardoor wij worden aangetast, voortkomen, ook des te grooter zijn naarmate deze hartstogten sterker zijn zullen; en dus moet haar kracht en aanwas (volgens stell. 5 van dit deel) door het vermogen der uitwendige oorzaken bepaald worden, hetwelk indien het met het onze vergeleken wordt, ons vermogen in het oneindige te bovengaat (volgens stell. 3 van >>


aantal woorden: 165