318

op het oogenblik bij ons tegenwoordig is, meer gespannen of sterker dan indien wij ons verbeeldden dat zij niet tegenwoordig was; w.t.b.w.

Aanmerking. Terwijl ik boven stell. 18 deel 3 gezegd heb, dat wij door de beeldtenis van een toekomstig of verleden ding met dezelfde aandoening aangedaan worden als indien het ding, dat wij ons verbeelden, tegenwoordig was, heb ik uitdrukkelijk herinnerd, dat dit waar was, voorzoover wij alleen op de beeldtenis van het ding zelve letten (want zij is van dezelfde natuur hetzij wij ons het ding verbeeld hebben of niet); maar ik heb niet ontkend, dat zij zwakker wordt, wanneer wij andere ons tegenwoordige dingen beschouwen, die het tegenwoordige bestaan van een toekomstig ding buiten sluiten, hetgeen ik toen verzuimd heb te herinneren, dewijl ik besloten had in dit deel over de krachten der hartstogten te handelen.

Bijstelling. De beeldtenis van een toekomstig of verleden ding, dat is van een ding, dat wij met betrekking tot den toekomstigen of verledenen tijd, >>


aantal woorden: 164