![]() |
Bewijs. De kracht en wasdom van elken lijdenden toestand en zijne volharding in bestaan wordt bepaald door het vermogen van de uitwendige oorzaak met het onze vergeleken (volgens de vor. stell.), en dus (volgens stell. 3 van dit deel) kan zij het vermogen van den mensch overtreffen enz. W.t.b.w. Stelling VII. Een hartstogt kan niet bedwongen noch weggenomen worden dan door eenen tegenstrijdigen, die sterker is dan de te bedwingen hartstogt. Bewijs. Een hartstogt, voorzoover hij betrekking op den geest heeft, is een denkbeeld, waardoor de geest grooter of kleiner kracht van bestaan zijns ligchaams bevestigt dan te voren (volgens de algemeene bepaling der hartstogten, welke tegen het einde van het derde deel gevonden wordt). Wanneer dus de geest door eenigen hartstogt wordt aangetast, dan wordt het ligchaam tevens aangedaan door eene aandoening, waardoor zijn vermogen om te handelen vermeerderd of verminderd wordt. Verder ontvangt deze aandoening des ligchaams (volgens stell. 5 van dit deel) van hare oorzaak de kracht om in haar bestaan te volharden; en kan dus niet bedwongen noch weggenomen worden dan door eene ligchamelijke oorzaak >> aantal woorden: 180 |