Bepalingen I. Onder goed zal ik datgene verstaan, wat wij zeker weten dat ons nuttig is. II. Onder kwaad datgene, wat wij zeker weten, dat ons verhindert eenig goed te verkrijgen. Zie hierover het voorgaande voorberigt tegen het einde. III. Ik noem de enkele dingen toevallig, voorzoover wij, als wij op hunne wezenheid letten, niets vinden, dat hun bestaan noodzakelijk stelt, of het noodzakelijk buitensluit. IV. Ik noem dezelfde enkele dingen mogelijk, voorzoover wij, terwijl wij op de oorzaken letten, waardoor zij moeten voortgebragt worden, niet weten, of dezelve bepaald zijn, om ze voort te brengen. In aanm. I stell. 33 deel I. heb ik tusschen mogelijk en toevallig geen onderscheid gemaakt, dewijl het aldaar niet noodig was zulks naauwkeurig te onderscheiden. V. Onder tegenstrijdige hartstogten zal ik in het vervolg die verstaan, welke den mensch heen en weder trekken, ofschoon zij van denzelfde soort zijn, zooals weelderigheid en gierigheid, welke soorten van liefde zijn; en niet door hunne >> aantal woorden: 162 |
|