297

Zedekunde

Vierde deel

Over de menschelijke dienstbaarheid of over de krachten der hartstogten

Voorberigt

Het menschelijke onvermogen in het beheerschen en bedwingen der hartstogten noem ik dienstbaarheid. Een aan hartstogten onderhevig mensch toch is niet in zijne eigene magt maar in die der fortuin, in wier magt hij alzoo is, dat hij dikwijls gedwongen wordt, al ziet hij het voor hem betere, toch het slechtere te volgen. (*) De oorzaak hiervan en wat de hartstogten daarenboven goeds en kwaads hebben, heb ik mij voorgenomen in dit deel aan te toonen. Voordat ik echter begin lust het mij vooraf een weinig te spreken over volmaaktheid en onvolmaaktheid, over goed en kwaad. Wanneer iemand ondernomen heeft een ding te maken en dit voltooid heeft, >>

 (*) Ovid. Metam. VII. 20 volg.


aantal woorden: 132