293

eerzuchtig is, nog meer tot diezelfde gebreken overhellen. Een vreesachtige eindelijk doet, wat hij niet wil. Want al werpt hij om den dood te vermijden zijne rijkdommen in de zee, hij blijft toch gierig; en indien een wellustige bedroefd is, omdat hij zijnen zin niet doen kan, dan houdt hij daarom niet op wellustig te zijn. En in 't algemeen hebben deze hartstogten niet zoozeer betrekking op de verrigtingen van maaltijd houden, drinken enz., als op de begeerte en de neiging zelve. Dus kan niets tegen deze hartstogten overgesteld worden behalve de edelmoedigheid en de manhaftigheid waarover in het vervolg. De bepalingen van de jaloerschheid en de overige weifelingen van den geest ga ik met stilzwijgen voorbij, zoo omdat zij uit de zamenstelling der hartstogten, die wij reeds bepaald hebben, ontstaan, als omdat de meeste geen namen hebben, waaruit blijkt, dat het voor het gebruik des levens voldoende is, ze slechts in het algemeen te kennen. Overigens blijkt uit de bepalingen der hartstogten, die wij verklaard hebben, dat zij alleen uit begeerte, blijdschap, of droefheid ontstaan, of liever niets anders zijn dan deze drie, waarvan elke met verschillende namen pleegt benoemd te worden >>


aantal woorden: 195