![]() |
XLI. Kleingeestigheid wordt van hem gezegd, wiens begeerte beperkt wordt door een gevaar, dat zijne gelijken durven ondergaan. Opheldering. Dus is kleingeestigheid niets anders, dan vrees voor eenig kwaad, dat de meesten niet gewoon zijn te vreezen; waarom ik ze niet onder de hartstogten der begeerte reken. Ik heb ze evenwel hier willen verklaren, omdat zij, voor zoover wij op de begeerte letten, werkelijk tegen den hartstogt der vermetelheid overstaat. XLII. Radeloosheid wordt van hem gezegd, wiens begeerte, om een kwaad te vermijden, beperkt wordt door de bewondering van een kwaad, dat hij vreest. Opheldering. Dus is de radeloosheid eene soort van kleingeestigheid. Omdat echter radeloosheid uit eene dubbele vrees ontstaat, daarom kan zij geschikter bepaald worden, als vrees, die den verbaasden of weifelenden mensch zóó vasthoudt, dat hij het kwaad niet kan verwijderen. Ik zeg verbaasd, voorzoover wij inzien, dat zijne begeerte om het kwaad te verwijderen door bewondering beperkt wordt. Verder zeg ik weifelend, voorzoover wij denken, dat diezelfde begeerte beperkt wordt door de vrees voor een ander kwaad, >> aantal woorden: 174 |