te bedienen, die ver boven hem geplaatst zijn. Hem noemen wij daarentegen nederig, die meermalen eene kleur krijgt, die zijne gebreken bekent en de deugd van anderen vermeldt, die voor allen wijkt, en die met hangend hoofd wandelt en verzuimt zich op te sieren. Overigens zijn deze hartstogten, namelijk de nederigheid en de kleinmoedigheid, zeer zeldzaam. Want de menschelijke natuur op zich zelven beschouwd verzet zich er tegen, zoover zij kan (zie stell. 15 en 54 van dit deel); en daarom zijn zij die men gelooft, dat het meest kleinmoedig en nederig zijn, dikwijls het meest eerzuchtig en afgunstig. XXX. Roem is vreugd verbonden met het denkbeeld eenen daad van ons, welke wij ons verbeelden, dat anderen prijzen. XXXI. Schande is droefheid verbonden met het denkbeeld eenen daad van ons, welke wij ons verbeelden, dat anderen afkeuren. Opheldering. Zie hierover aanm. stell. 30 van dit deel. Doch hier mag het verschil opgemerkt worden, dat er bestaat tusschen schande en schaamte. aantal woorden: 161 |
|